Dak vol zonnepanelen

Fors investeren om geld over te houden

Varkensbedrijf van de Brand investeerde fors in nieuwe zonnepanelen. Het pad van planvorming tot realisatie duurde ruim een jaar. Vanaf oktober is het bedrijf vrijwel volledig zelfvoorzienend in elektriciteit en gas. “Het levert geld op en ik heb er geen werk mee; dat bevalt me wel”, vertelt Peter van den Brand.

Zonnepanelen zorgen voor 210.000 kWh

Wie aan komt rijden bij het bedrijf van Peter en Helma van den Brand, kan het niet ontgaan: de daken in zuidwestelijke richting zijn flink gevuld met zonnepanelen. De zonnepanelen zorgen voor een energieopwekking van ruim 210.000 kWh. Daarmee is het bijna gesloten varkensbedrijf 90% zelfvoorzienend in de stroombehoefte. En omdat het varkensbedrijf zichzelf sinds enkele jaren ook al van warmte voorziet, hoeft Van den Brand nauwelijks beroep te doen op fossiele brandstoffen.

Rendementsberekening

Eind 2014 hakten Peter en Helma van den Brand de knoop door; ze besloten voor ruim 190.000 euro te investeren in zonnepanelen, nadat Joan van den Heuvel, adviseur bij DLV Advies, hen motiveerden om in te schrijven op de SDE+-subsidie. “Het bedrijf van Peter en Helma voldeed eigenlijk aan alle eisen om rendabel een installatie te exploiteren”, legt van den Heuvel uit. “Met een aansluiting van 3x 250 Ampère hadden ze al een grootzakelijke aansluiting, wat noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor de SDE+-subsidie. Een grote zakelijke aansluiting is een aansluiting van meer dan 3x80 ampère. Daarnaast is er voldoende dakoppervlak beschikbaar en zijn de daken zuidwest georiënteerd. Dat zijn de belangrijkste voorwaarden om een installatie van dit formaat rendabel te maken.” 
Aan de hand van de uitgangspunten gingen Van den Heuvel en Van den Brand aan tafel zitten om een rendementsberekening te maken, gebaseerd op het verbruik van het varkensbedrijf. Volgens Van den Brand was het verbruik met 220.000 kWh net iets onder het gemiddeld. “Er zijn bij ons geen luchtwassers geïnstalleerd, wat volgens mij behoorlijk scheelt in stroomverbruik. Daartegenover staat wel de aanwezigheid van twee warmtepompen die behoorlijk wat stroom vragen.” Aan het Besluit Huisvesting voldoet Van den Brand vanwege het koeldeksysteem bij de zeugen en de schuine wand in de put bij de vleesvarkens. “De warmte uit de mest wordt opgenomen door het water dat door het koeldeksysteem loopt. Via een warmtewisselaar en een warmtepomp benutten we de warmte voor het verwarmen van de kraamstallen en de biggenstallen. We hebben nauwelijks extra verwarming nodig, alleen op de écht koude dagen en als de biggen in de vleesvarkensstal opgezet worden. Dan hangen we er tijdelijk een gaskacheltje bij, maar niet langer dan één of twee dagen.”
Van den Heuvel vervolgt: “De gegevens over het stroomverbruik nemen we mee in de rendementsberekening, evenals de potentiele vollasturen van de installatie op deze locatie.” Volgens de Van den Heuvel zit er namelijk een wezenlijk verschil tussen het aantal vollasturen per locatie. “Als het dak volledig op het zuiden gelegen is, dan heb je een rendement van 100%. Ligt het dak op het zuidwesten, dan daalt het rendement iets. Daarom worden er nooit panelen op het noorden gelegd, want dan is het rendement veel te laag.” Maar er zijn ook regionale verschillen, legt Van den Heuvel uit. “In het oosten van Nederland is de instraling van de zon minder groot dan in het westen van Nederland. Tussen het meest westelijke deel van Nederland en het meest Oostelijke deel zit een verschil in opbrengstleverend vermogen van 100 kWh/m2 dakoppervlak.”

Ideale omvang zonnepanelensysteem berekend

Op basis van het stroomverbruik, de grootte van de stroomaansluiting en beschikbaar dakoppervlakte werd berekend wat de ideale omvang zou zijn voor een zonnepanelensysteem. In het geval van Van den Brand kwam dat neer een systeem van 225.000 Wp op 1.440m2 dakoppervlakte. Van den Heuvel: “Op agrarische bedrijven is het dakoppervlak nooit de beperkende factor. Wel moet gekeken worden of de constructie voldoende stevig is.” Dat laatste was niet het geval bij de vleesvarkensstal van de familie Van den Brand. Peter: ”De spanten staan 11 meter uit elkaar in combinatie met stalen gordingen, dus ik had er weinig vertrouwen in dat de constructie stevig genoeg zou zijn om daar zonnepanelen op te installeren.” 
Dit werd bevestigd door constructieberekeningen, uitgevoerd door DLV Advies. De panelen zijn nu grotendeels op de zeugenstal en de schuur gelegd. Omdat dat dakoppervlak niet voldoende was, zijn er aanvullend nog panelen gelegd op de spanten van de vleesvarkensstal. Peter voegt toe: “Qua kostprijs was het nadelig dat we de panelen grotendeels op de zeugenstal moesten leggen. Op de zeugenstal liggen golfplaten, wat iets duurder monteren is. De vleesvarkensstal is bedekt met sandwichpanelen wat de plaatsing vergemakkelijkt."

SDE van cruciaal belang

Op basis van de rendementsberekening bleek het voor Van den Brand interessant te zijn om te investeren in zonnepanelen. Desalniettemin vergde de investering een groot kapitaal; in totaal ruim 190.000 euro. “Dit bedrag alleen terugverdienen met het terugleveren van stroom is niet interessant”, geeft Van den heuvel aan. “Bij ieder groot project is toekenning van SDE+ daarom cruciaal.” Begin oktober 2014 schreef DLV Advies de familie Van den Brand in en op 6 november kregen ze de bevestiging dat de SDE+ was toegekend, onder de voorwaarde dat er binnen een jaar een investeringsverplichting was aangegaan en dat de installatie binnen drie jaar operationeel zou zijn. 

Concreet betekent de toekenning dat Van den Brand gedurende de looptijd (15 jaar) van SDE+ over elke geproduceerde kWh 8,6 cent subsidie ontvangt. Van den Brand heeft voor 225.000 kWh op jaarbasis ingeschreven, wat neerkomt op een subsidie van 290.000 euro over de hele looptijd van de SDE+. “De investering bedraagt echter 190.000 euro, dus het netto rendement is groot. En nog aangenamer; er wordt maandelijks een kleiner bedrag afgeschreven voor de aankoop van elektriciteit en juist geld door RVO gestort als uitkering van de SDE+. Eens per jaar vindt er een verrekening plaats.” Van den Heuvel wil echter nog wel één misverstand uit de wereld helpen: “Naast de SDE kun je geen aanspraak meer maken op fiscale aftrekposten. Dat is alleen beschikbaar voor kleinere aansluitingen van 3x80 ampère of minder. Daarnaast mag bij plaatsing van een zonnepanelensysteem op een grootzakelijke aansluiting geen saldering van energiebelasting toegepast worden, wat bij kleinzakelijke installaties wel is toegestaan.” Saldering van de energiebelasting houdt in dat er over de afgenomen kWH’s wel energiebelasting betaald moet worden en dat deze niet verrekend mag worden met de geleverde kWh’s. dat is ook de reden waarom dat grootzakelijke projecten niet het volledige verbruik afdekken. Een tweede reden dat niet het volledige verbruik zelf opgewekt wordt is de zwaarte van de aansluiting. Als deze beperkt is, dan wordt er automatisch een gedeelte van de panelen uitgeschakeld door middel van een begrenzer. Dat remt de opbrengst.

Voordat de installatie gereed was, moest er echter wel ruim 190.000 euro geïnvesteerd moet worden. Volgens Van den Brand was zijn huisbankier Rabobank bereidwillig. “Omdat het een investering is in duurzaamheid, kan het via groenfinanciering georganiseerd worden. De rente bedraagt in dat geval maar 2%.” Voor het genoemde bedrag werd de gehele installatie gebruiksklaar opgeleverd, inclusief begrenzer, die naar verwachting overigens niet vaak ingeschakeld zal worden 
De jaarlijkse onderhoudskosten zijn nu nog minimaal. “Maar in de toekomst zal er ook wel wat onderhoud aan komen, anders blijft de installatie geen rendement leveren”, verwacht Peter.

Offertevergelijking

Toen de financiering rond was, gingen DLV Advies en Van den Brand de onderhandelingen aan met diverse leveranciers van zonnepanelen. De keuze viel op Energieplusdak. Deze partij kwam naar voren op basis van een verfijnde offertevergelijking. Aan de hand van een vooraf vastgestelde checklist konden 4 geselecteerde panelenleveranciers hun aanbod doen. Hier hield DLV Advies strak de regie in handen. Van den Heuvel: “We hebben vooraf aangegeven wat we wilden weten over de panelen en het totale systeem. Als je dat niet doet, dan wordt het heel lastig om offertes te vergelijken. De ene leverancier schrijft een uitgebreide offerte en de andere een summiere.” Dat Energieplusdak als leverancier gekozen werd, was niet gebaseerd op alleen de kostprijs. Peter: “Ik wilde wel bepaalde garanties hebben over het opbrengstleverend vermogen.” Adviseur Joan van den Heuvel van DLV Advies vult aan: “Niet alle leveranciers garanderen een minimale opbrengst. Je kunt dat ook niet voor de hele levensduur van 25 á 30 jaar vastleggen, maar wel voor de eerste 2 jaar. En als de eerste twee jaar de opbrengst al niet gehaald wordt is het waarschijnlijk dat de installatie zijn hele levensduur niet de beloofde opbrengst gaat realiseren.”
Volgens Van den Heuvel zijn er veel zaken die het rendement van de panelen beïnvloeden. “Het rendement wordt niet alleen bepaald door de capaciteit van de panelen, maar ook door de bekabeling. Is deze te dun, verlies je energie door warmteproductie. Of de omvormers staan niet in verhouding tot het opbrengstleverend vermogen van de panelen, waardoor niet alle geproduceerde energie doorgeleverd kan worden naar het net. Dat maakt de installatie weliswaar goedkoper, maar drukt het rendement.”
 

Afspraken met energieleverancier en netbeheerder 

Na de rendementsberekening, de financiering en de keuze voor de leverancier, komt het overleg met de energieleverancier, die vanaf dat moment deels energieafnemer wordt. Centraal staat daarin de hoeveelheid kWh die je direct zelf kan verbruiken. In het geval van Van den Brand is dat ingeschat op 135.000 kWh/ jaar. Van den Heuvel legt uit: ”Het is belangrijk het eigen verbruik goed in te schatten omdat de kWh’s die je zelf verbruikt meer opleveren dan de kWh’s die terug geleverd worden.“ De productie ligt in de zomer soms vijfmaal zo hoog als in de winter. De lichtsterkte is hoger en de daglengte langer. In de wintermaanden produceren de panelen 6.000 kWh per maand, terwijl dat in de zomer op kan lopen tot 30.000 kWh. “Via bruto opbrengst meters wordt de stroom gemeten die het systeem produceert. Vervolgens gaat de stroom het eigen bedrijf op. Wordt er meer geproduceerd dan het eigen verbruik dan wordt de overproductie terug aan het net geleverd. De bruto opbrengst meters zijn noodzakelijk om de productie te meten waar vervolgens de SDE weer op afgerekend wordt”, vat Van den Heuvel de werking samen, terwijl hij aangeeft dat er op enig moment extra stroom wordt afgenomen, maar ook extra teruggeleverd wordt op het net. “De vergoeding daarvoor bedraagt niet meer dan de kale energieprijs, dus zonder belastingen.”

Het verdienmodel van de panelen leunt dus eigenlijk op 3 pijlers: De belangrijkste is de SDE+-subsidie, want zonder SDE+-subsidie zouden de jaarlijks voordelen halveren en verdubbelt de terugverdientijd, zo blijkt uit een berekening van DLV Advies. Dankzij de SDE+-subsidie kunnen de panelen gelegd worden, waardoor de inkoop van elektriciteit grotendeels overbodig wordt (tweede pijler). De derde opbrengstpijler is de verkoop van stroom aan de energieafnemer. Van den Heuvel waarschuwt om de vergoeding voor de elektriciteit goed in het contract vast te leggen. Energieafnemers betalen nooit meer dan de geldende kWh-prijs, maar sommige afnemers betalen slechts 75% van de geldende kWh-prijs. 

Nieuwe SDE

Inmiddels draait Van den Brand sinds oktober met de installatie. De eerste maanden is de energieproductie hoger dan geprognosticeerd dankzij de  zonnige wintermaanden en dankzij de SDE+-subsidie heeft hij een rendabele installatie. Volgens Van de Heuvel is het nu het moment om de plannen voor zonnepanelen op te starten, mits de bedrijfssituatie het toelaat. “In maart opent er een nieuwe SDE-subsidie waar toch wel wat voorwerk voor gedaan moet worden.” Van de Brand is in ieder geval blij met zijn installatie. “Het levert geld op en ik heb er geen werk mee. Dat bevalt me wel.”  
 

Tekst en Beeld: Rob van Ginneken/Energieplusdak