Opnieuw voor de keus: wel of niet stoppen?

Varkenshouder Jorlan Manders overwoog in 2019 om gebruik te maken van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv). Na berekeningen door DLV Advies besloot hij het toch niet te doen. Nu staat hij opnieuw voor de keus: stoppen of doorgaan. Maar zolang de overheid geen duidelijkheid geeft, is die keus onmogelijk te maken.

Manders heeft in het Brabantse De Mortel een bedrijf met 750 vleesvarkens en met opfok van jongvee voor een melkveehouder. Zijn stallen voldoen nog niet aan de toekomstige emissie-eisen. Daarom overwoog hij in 2019 om gebruik te maken van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv).

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv)

Varkenshouders in de concentratiegebieden Oost en Zuid van de Meststoffenwet die geuroverlast veroorzaken, konden toen gebruikmaken van deze regeling. Ze kregen een vergoeding als ze definitief stopten met hun bedrijf en geen varkens meer houden. In totaal 277 varkenshouders ondertekenden een overeenkomst. Dit jaar zullen de laatste stallen worden afgebroken.

Manders dacht er ook over om te stoppen. ‘Het leek interessant. Ik was toen 56 jaar, mijn stal was op leeftijd en ik wist niet of ik een opvolger had. Mijn zoon die toen 16 was, wist nog niet wat hij wilde.’

Deelname destijds niet interessant 

De varkenshouder kwam in aanmerking voor de Srv en besloot om zich ervoor in te schrijven. Maar toen hij van RVO de uitslag kreeg, liet hij de consequenties daarvan eerst doorrekenen door Marco Hol, adviseur bij DLV Advies, want hij besefte dat hij niet alleen op gevoel zo’n ingrijpende besluit kon nemen. Uit die berekeningen bleek dat het helemaal niet interessant zou zijn om deel te nemen aan de regeling. Manders: "Als ik het wel gedaan had, zou er weinig zijn overgebleven nadat ik met de Belastingdienst had afgerekend. Dan was mijn geld bijna op en ik zou geen inkomen meer hebben." Hij besloot daarom om niet te stoppen, maar om in elk geval nog door te gaan tot 1 januari 2024, dat is de vervroegde Brabantse deadline voor stallen die niet emissiearm zijn. "Dan zou ik meer overhouden dan met stoppen", stelde de Brabander vast. "Achteraf gezien is dat een goede keus geweest."

Brabantse deadline

Het is nu vier jaar later. Manders is inmiddels 59 jaar. Hij weet dat zijn zoon het bedrijf niet wil overnemen, die heeft vast werk gevonden bij een loonbedrijf. Senior is er niet echt rouwig om dat zijn zoon die keus heeft gemaakt. "Om eerlijk te zijn heb ik daar wel vrede mee. Hij moet doen wat hij wil. Anders hadden we nu flink moeten investeren en ik heb een hard hoofd in de toekomst van de landbouw; al die regeltjes. Bovendien zijn we nu te klein."

Onzekerheden nu te groot

De varkenshouder denkt daarom opnieuw over bedrijfsbeëindiging na. Maar de onzekerheden zijn nu nog te groot om daar een besluit over te nemen. Ten eerste is nog niet duidelijk wat er gebeurt met de vervroegde Brabantse deadline voor stallen die niet emissiearm zijn. Zolang er geen nieuw provinciebestuur is, blijft het onzeker of de Brabantse veehouders net als veehouders buiten Brabant tot 2028 de tijd krijgen om hun stal emissiearm te maken. "Als dat kan, zou ik kunnen doorgaan tot mijn 64ste zonder te hoeven investeren. De stal is al afgeschreven, hij is alleen een beetje bewerkelijker." Maar als de provincie de vervroegde deadline handhaaft, zou Manders ruwweg een ton moeten investeren om zijn stal emissiearm te maken. "Dat is voor mij niet interessant. Dat kan ik nooit in zo’n korte tijd terugverdienen. Dan moet ik sowieso stoppen."

Stoppersregeling onzeker

De volgende onzekerheid is de landelijke stoppersregeling. Veehouders met een bedrijf in de buurt van Natura 2000-gebieden komen dit jaar in aanmerking voor twee vrijwillige beëindigingsregelingen, de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en de eenmalige Lbv+ voor piekbelasters. De EU heeft beide regelingen goedgekeurd, maar het is nog wachten op de Nederlandse invulling ervan.

In de buurt van het bedrijf van Manders liggen twee Natura 2000-gebieden, een op 8 kilometer en een op 10 kilometer afstand. Manders weet niet of hij voor deze regelingen in aanmerking komt en zo ja, voor welke. DLV Advies maakte voor hem al wel berekeningen, maar zolang de regelingen niet zijn vastgesteld blijft er onzekerheid.

Rekentool

Het Rijk heeft al wel een rekentool toegezegd, waarmee ondernemers zelf kunnen zien of zij boven een drempelwaarde uitkomen en of zij in aanmerking komen voor de Lbv+. Het maakt veel uit of het bedrijf van Manders wel of niet voldoet aan de voorwaarden voor de Lbv+ voor piekbelasters. Want die regeling kent een hogere vergoeding, namelijk 120 procent van de gecorrigeerde vervangingswaarde van stallen en een marktconforme vergoeding voor productierechten. De Lbv-regeling keert 100 procent van de gecorrigeerde vervangingswaarde uit.

Toekomst bedrijf 

Manders vindt het lastig dat het zo lang duurt voordat er duidelijkheid is over de regelingen: "Niets is erger dan onzekerheid, dat je niet weet waar je aan toe bent." Hij vindt het ook frustrerend dat beperkingen en subsidies van de overheid voor een groot deel zijn keuze bepalen voor de toekomst van zijn bedrijf. Manders is in elk geval blij dat hij in DLV Advies een deskundige partij heeft die hem daarbij goed adviseert.