Resultaten rustgewas met ultravroege maïs
Tijdens een veldexperiment in het groeiseizoen 2024 in het kader van het project ‘Tegearre Ûnderfine’ werd de teelt van ultravroege maïs...
Lees verderVeehouders kijken kritischer naar het gehalte ruw eiwit in hun gras. Op zand proberen zij de waarden op te krikken, terwijl elders de gehalten soms te hoog zijn en Ieiden tot onnodige stikstofverliezen. Met het maaimoment en de stikstofgift valt er bij te sturen.
Na de droge zomer van 2019 komt Albert Jan Bos van DLV Advies ze regelmatig tegen: late herfstkuilen met eiwitwaarden tot wel 230 gram ruw eiwit per kilogram droge stof. Veel te veel voor het jongvee en de droge koeien, die zulke kuilen meestal voorgeschoteld krijgen. Volgens de adviseur zijn ze een rechtstreeks gevolg van te laat en te veel bemesten. "Als een veehouder in augustus nog mest op grasland laat rijden, dan doet hij dat vooral om de put leeg te rijden. Stikstof zit er na een droge periode nog genoeg in de grond, want dat heeft zich allemaal opgehoopt. Wat gebeurt er: er komt regen en deze stikstof komt in korte tijd vrij, wat leidt tot die hoge waarden. Niet goed voor het vee, dat niets met het eiwit uit zo'n rijke graskuil kan, en daardoor ontstaan ook onnodige ammoniakverliezen via de mest. Zo laat in het jaar nog mest uitrijden moetje gewoon ontraden.”
Maar daartegenover staat dat Bos steeds meer melkveehouders ziet die juist heel bewust met het eiwitgehalte bezig zijn. Omdat door de derogatie het areaal gras is gegroeid en het areaal mais afneemt, veranderen de verhoudingen in het rantsoen. Dat stelt andere eisen aan het gras. “Mais is energierijkvoer en dat past goed bij eiwitrijk gras”, legt Bos uit. ”Zit er minder mais in het rantsoen, dan moet daar ook minder eiwit uit gras tegenover staan.”
Ook op de veengronden, waar van oudsher veel gras in het rantsoen zit, is de hoeveelheid eiwit snel aan de hoge kant. Te hoge waarden Ieiden tot te hoge ureumgetallen in de melk en meer verliezen naar het milieu. Bos: “Hoge ureumgetallen belasten de koe. Op het veen, met een rantsoen dat vooral uit gras bestaat, is 150 tot 160 gram ruw eiwit in het kuilgras mooi genoeg. Meer kan een koe niet benutten. Vandaar dat we in zulke gevallen veehouders helpen om te hoge eiwitwaarden naar beneden te krijgen. Op zandgrond is het verhaal precies andersom. Daar valt het soms niet mee om genoeg eiwit in het gras te krijgen, zeker als er weinig organische stof in de grond zit.”
Gericht werken aan meer of minder eiwit is mogelijk. Een veehouder die ruim in de mais zit en hoge gehalten ruw eiwit in het gras goed kan gebruiken, zal in het voorjaar op tijd aan de gang moeten met drijfmest. Dat is nodig voor een goede eerste snede met daarin voldoende voedingstoffen. Bos: “De voedingstoffen in de mest moeten op tijd vrijkomen, zodat het gras die goed benut. Ook kun je met een kunstmestgift nog enigszins bijsturen voor meer eiwit. Een hoge opbrengst en hoge gehalten zijn dan het doel.”
Een veehouder met meer gras in het rantsoen, die al snel een te eiwitrijk product heeft, zal de andere kant op moeten werken. Dat betekent onder meer niet te vroeg maaien. Bos snapt dat de verleiding groot is om in het voorjaar veel gras los te maaien als het mooi weer is, maar als de geplande (en daarop bemeste) hoeveelheid droge stof er op dat moment nog niet staat, is het niet slim om alles te gaan oogsten. ”Natuurlijk is het belangrijk dat gras bij mooi weer in de kuil komt, maar in dit geval mis je opbrengst en eindig je met te hoge eiwitwaarden. Het is goed om wat langer te wachten of in elk geval niet te veel in één keer los te maaien en een deel te laten staan. Het is niet erg als de rest dan wat grover wordt. Als dat over de eerdere snede heen gekuild wordt, eindigt de veehouder toch met de gehalten die hij wil hebben."
Bos denkt dat NIRS-metingen in het veld een meerwaarde kunnen hebben voor de veehouder. "Als gewacht wordt op de kuiluitslagen, zijn de eiwitwaarden toch een beetje een verrassing. Met NIRS-metingen krijg je direct terugkoppeling en zie je veel duidelijker wat het effect is van gemaakte keuzes in de grasteelt.”
Neem voor meer informatie contact op met Albert Jan Bos.
Dit interview met Albert Jan Bos verscheen in het vakblad GRONDIG van Cumela.
Tijdens een veldexperiment in het groeiseizoen 2024 in het kader van het project ‘Tegearre Ûnderfine’ werd de teelt van ultravroege maïs...
Lees verderOp proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat (Zeeland) wordt al lang onderzoek gedaan naar gewasdiversiteit en de effecten daarvan. Een van die onderzoeken...
Lees verder