Deadline definitieve aanvraag GLB 2 december
Heeft u nog geen definitieve vaststellingsaanvraag ingediend voor het GLB? U heeft nog tot 2 december 2024 de tijd om dit te doen. Vanaf 2025 verandert...
Lees verderBlijvend grasland voldoet aan veel wensen van deze tijd. Tegelijkertijd staat de continuteelt van mais onder druk en wordt juist vruchtwisseling met gras als oplossing naar voren geschoven. Deze tegenstelling vraagt om weloverwogen keuzes. Bijvoorbeeld meer eiwit van eigen land halen en zo stikstofverliezen voorkomen.
Of organische stof verhogen om koolstof vast te leggen en grond minder gevoelig te maken voor extreme weersomstandigheden. Ook kan de focus liggen op minder methaan produceren en daarbij ook nog rekening houden met derogatie-eisen, biodiversiteit en weidegang en inspelen op de diverse duurzaamheidsprogramma’s van de zuivel.
Blijvend grasland voorziet in oplossingen voor veel van de nieuwe eisen. Gras voorziet in eiwit van eigen land en het aandeel blijvend grasland wordt als een van de indicatoren voor biodiversiteit gezien. Hier staat tegenover dat op veel grondsoorten mais aanzienlijk meer opbrengt dan gras. Bovendien is het energierijke voedingsmiddel een stabiele factor in veel rantsoenen en helpt het om de benutting van eiwit te verbeteren. Tegelijkertijd staat de continuteelt van mais echter ter discussie. Het organische stofgehalte op peil houden lukt bij jaar op jaar mais telen alleen met goed management.
Albert jan Bos, adviseur rundvee bij DLV Advies, kent uit de praktijk de ervaringen met tegenvallende eiwitgehalten van nieuw ingezaaid gras. In de provincie Drenthe, waar Bos werkzaam is, ruilen veel veehouders grasland met akkerbouwers voor de teelt van aardappelen. In een onderzoeksproject keek hij met een groep boeren naar mogelijkheden om deze samenwerking te optimaliseren. “Nu wordt de keuze van ruilpercelen vooral bepaald door de kwaliteit van de grasmat. In de praktijk betekent dit vaak dat gras van een jaar of zes, zeven oud wordt gescheurd. Maar daarbij komt zo veel stikstof vrij dat aardappels of mais die nooit kunnen benutten”, legt Bos uit. “Dat is jammer, want zo gaat er onnodig stikstof verloren.”
Met de deelnemers aan het project kwam de adviseur tot de conclusie dat het loont om vruchtwisseling meer planmatig aan te pakken. Dit betekent: ouder grasland met een hoog stikstoļ¬everend vermogen zo veel mogelijk met rust laten en op een deel van de percelen een rotatie leggen met maximaal vier jaar gras en enkele jaren akkerbouwgewassen.
In de kunstweides kan rode en witte klaver volgens Bos zorgen voor extra stikstofbinding en eiwitopbrengst. Daarnaast kan in zijn ogen ook dit tijdelijk grasland bijdragen aan meer biodiversiteit. “Blijvend grasland lijkt bijna de heilige graal als het gaat om biodiversiteit”, merkt Bos. “Maar ook in tijdelijk grasland kun je, via het meezaaien van klavers en kruiden als smalle weegbree en cichorei, vrij eenvoudig iets aan biodiversiteit doen”, stelt hij. Veehouders die grasland uitsluitend willen omploegen om te vernieuwen, doen er volgens de adviseur verstandig aan om geen tussengewas te telen en zo snel mogelijk weer gras in te zaaien. “Nu het ook op zandgrond weer is toegestaan om gras in het najaar te scheuren, is dat de beste methode om bij herinzaai de stikstofverliezen te beperken”, legt hij uit.
Op basis van de vele onderzoeken naar de plus- en minpunten van blijvend grasland en vruchtwisseling in de melkveehouderij en de vele verschillende eisen die worden gesteld aan het bodemgebruik, wordt door de sector een praktisch teeltplan aanbevolen. Hierbij krijgt zestig procent van de bedrijfsoppervlakte de bestemming blijvend grasland en wordt op veertig procent van de oppervlakte een vruchtwisseling toegepast van om en om drie jaar mais en drie jaar gras met rode en witte klaver en eventueel kruiden.
Ondanks dat elk bedrijf anders is, geeft deze opzet wel een basis om de vele uitdagingen op het gebied van bodembeheer integraal aan te pakken. Overigens kunnen naast mais in de akkerbouwperiode natuurlijk ook andere voedergewassen worden geteeld, zoals voederbieten, granen of sorghum. Of het land kan worden verhuurd aan een akkerbouwer voor de teelt van bijvoorbeeld aardappels, bollen of vollegrondsgroentegewassen.
Het grootste knelpunt in deze aanpak, met name op droge zandgronden, is volgens experts de teruglopende botanische samenstelling van blijvend grasland. Het loont wel om oud grasland met rust te laten en bijvoorbeeld te investeren in regelmatig doorzaaien. Ondanks hogere kosten voor onder andere zaaizaad blijkt een consequente scheiding tussen blijvend en kortdurende grasland in vruchtwisseling ook ļ¬nancieel interessant, blijk uit onderzoek. Voor een bedrijf met 45 hectare grasland en voedergewassen levert het 60-20-20-bouwplan zo’n 7.000 euro hoger saldo op dan een bouwplan met 20 procent continuteelt mais en 80 procent grasland dat zo nu en dan wordt vernieuwd. De winst zit voornamelijk in verbetering van de bodemkwaliteit en bodemvruchtbaarheid. Dit vertaalt zich in een hogere ruweiwitopbrengst uit gras, met name via de grasklavermaaiweides, en een licht hogere snijmaisopbrengst.
In het project 'Samenwerking akkerbouw en melkvee' in Drenthe staan melkveehouders die willen werken aan verduurzaming van het bedrijf centraal. Door een intensieve samenwerking met akkerbouwers wordt de kennis van beide landbouwtakken ontsloten. Melkveehouders kunnen een koppel van twee adviseurs tegelijk inhuren. Albert-Jan Bos en Ap van der Bas zijn hierbij betrokken vanuit DLV Advies. Lees meer op de website van Duurzame Melkveehouderij Drenthe.
Dit artikel verscheen in vakblad Veeteelt van maart 2020.
Heeft u nog geen definitieve vaststellingsaanvraag ingediend voor het GLB? U heeft nog tot 2 december 2024 de tijd om dit te doen. Vanaf 2025 verandert...
Lees verder"De situatie rondom drijfmest was al nijpend, maar wordt alleen maar erger", zegt Paul Blokker, adviseur Mest & Mineralen. Melkveehouders...
Lees verder