Zelf mest exporteren kan, maar is nu nog (te) duur
In een overspannen mestmarkt kan het interessant zijn om als boer zelf over de grens mest af te zetten. Maar hoe kansrijk is mestexport op kleine schaal?...
Lees verderHet reductiepercentage is voor de derde periode van het fosfaatreductieplan 12 procent in plaats van de eerder voorgenomen 20 procent. Dit is het gevolg van de goede resultaten die tot op heden behaald zijn. Dit schrijft staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken in een brief aan de Tweede Kamer na overleg met zuivel- en diervoerderbedrijven en de Rabobank.
De aanpassing van 20% naar 12% reductie is naar verhouding gunstiger voor (grote) groeiers in de melkveesector. “Bedrijven die 10% gegroeid zijn moeten die 10% reduceren, bedrijven die 20% gegroeid zijn hoeven nu nog maar 2% extra te reduceren ten opzichte van de tweede periode, waarin de reductie al 10% moest zijn,” geeft Janneke Straver, adviseur Rundvee bij DLV Advies aan. “Voor de overige groei ten opzichte van de referentiewaarde van 2 juli 2015 min 4% betalen deze bedrijven alsnog een heffing van 56 euro per GVE/ maand, maar dit is wel fors minder dan de boete van 240 euro per GVE/ maand die betaald moet worden als een bedrijf zich niet houdt aan de reductieregeling.”
Het fosfaatreductieplan is opgedeeld in vijf periodes waarvan in de eerste periode 5, in de tweede 10 en in de derde periode dus nu 12% gereduceerd moet worden. Toch waarschuwt staatssecretaris van Dam dat het reductiepercentage voor de overige periodes alsnog wordt bijgesteld mocht de fosfaatreductie later dit jaar tegenvallen. Hij bekijkt of het nodig en mogelijk is om andere aanpassingen in het fosfaatreductieplan te doen zoals extra fosfaat reduceren via het mengvoer.
De sectorpartijen hebben een voorstel gedaan voor een alternatieve invulling van het jongveegetal. Het jongveegetal dat Van Dam introduceerde om te voorkomen dat melkveehouders hun vee tijdelijk zouden onderbrengen bij niet-melkleverende bedrijven. Van Dam neemt het voorstel, waarin het jongveegetal buiten werking wordt gesteld voor bedrijven die vrouwelijk jongvee ouder dan 35 dagen alleen afvoeren voor export of slacht, over. Deze bedrijven mogen de vrouwelijke kalveren tot een leeftijd van 35 dagen blijven afzetten naar bedrijven met een Nederlands UBN. De afzet van deze kalveren naar de vleeskalverhouderij blijft hierdoor mogelijk. Het jongveegetal blijft wel van toepassing voor de bedrijven die vrouwelijke dieren ouder dan 35 dagen willen afzetten in Nederland, dit zijn bijvoorbeeld de bedrijven die hun jongvee elders laten opfokken.
Volgens Janneke Straver is de aanpassing van het jongveegetal voor veel bedrijven een gunstige ontwikkeling. “Zolang het jongvee afgevoerd wordt voor export, slacht of na sterfte hoeft er geen rekening meer gehouden te worden met het jongveegetal en kunnen deze bedrijven verder hun eigen strategie bepalen in welke dieren als eerste afgevoerd worden. Echter, bedrijven die wel jongvee binnen Nederland afzetten, moeten blijven opletten wat het effect is van het jongveegetal op hun bedrijf. Dit kan namelijk grote gevolgen hebben.”
In een overspannen mestmarkt kan het interessant zijn om als boer zelf over de grens mest af te zetten. Maar hoe kansrijk is mestexport op kleine schaal?...
Lees verderHeeft u nog geen definitieve vaststellingsaanvraag ingediend voor het GLB? U heeft nog tot 2 december 2024 de tijd om dit te doen. Vanaf 2025 verandert...
Lees verder
De nieuwsbrief van DLV Advies wordt een keer per maand verstuurd met de meest interessante en actuele ontwikkelingen in de agrarische sector. Incidenteel kunt u nieuws en informatie ontvangen in een extra nieuwsbrief. Uw persoonsgegevens worden conform onze privacyverklaring verwerkt.