Boerderij interviewde Van Lin over zijn motivatie zich toe te leggen op het drogen van reststromen:
Waarom legt u zich vooral toe op het drogen van reststromen uit de levensmiddelenindustrie?
Van Lin: “Ik vind het onverantwoord als voedingsstoffen voor humane consumptie worden verwerkt in pet food. Juist de gedroogde reststoffen uit de levensmiddelenindustrie zijn uitermate geschikt hiervoor. Naast een stuk idealisme geeft zo’n project me een goed gevoel. Ik doe het liefst iets wat anderen niet doen. Mijn motto is: denken, doen, durven.”
Hoe bent u hiertoe gekomen?
“We drogen al jaren mais en granen. Begin deze eeuw zijn we gestart met groencompostering, in 2007 gevolgd door het opstoken van hout. De vrijkomende warmte was bestemd voor het drogen van de granen. We wilden deze warmte beter benutten. Zo begon het drogen van reststromen. Toen dat goed liep, zochten we naar een beter droogsysteem. Vorige zomer zijn we met onze eigen producten in Duitsland 2 weken met de Rhino-landbouwdroger gaan proefdraaien. Toen dit positief uitviel, hebben we besloten deze investering te doen. Sinds februari 2019 is deze in gebruik.”
Is het droogproces moeilijk?
“Ja, er komt heel wat bij kijken. Zo variëren de aardappelreststromen sterk per fabrikant. Het productieproces is van invloed op het drogen. We drogen ook bonen en wortelen. Een bijkomend voordeel is dat we hier in Afferden op een centrale plek zijn gevestigd tussen aardappelproduct-/fritesfabrikanten, conservenindustrie en wortelbedrijven. Verder drogen we ook natte restproducten van Duynie.”
Hoe werkt de Rhino-landbouwdroger?
“Twee roerders mengen continu de massa, zodat de hete lucht alles efficiënt droogt. De warmte komt van een kachel die we stoken met hout uit de groenvoorziening. Het rendement is 50% hoger dan bij een gangbare banddroger. De stroom wekken we op met zonnepanelen. Het proces is energieneutraal.”
Er komt ongetwijfeld veel bij kijken om zo iets nieuws te starten?
“Ja, je moet veel zelf uitzoeken. Zo was het vergunningentraject een lijdensweg. Essentieel is om de vergunningaanvraag zo breed mogelijk te formuleren, zodat je tijdens het ontwikkelproces aanpassingen kunt doorvoeren, zonder een nieuwe vergunning te moeten aanvragen. Een voordeel is dat we voor deze innovatieve investering een POP3-subsidie hebben ontvangen. Verder sluit deze activiteit aan op onze loonwerk- en akkerbouwactiviteiten. Zo beschikken we nu jaarrond over voldoende werk voor ons personeel. Dat geeft meer rust in het bedrijf.”
|