BoerenPerspectief ondersteunt boeren die blijven boeren
De Nederlandse landbouw staat voor grote uitdagingen, met nationale en Europese doelen op het gebied van stikstof, water, klimaat, biodiversiteit, dierenwelzijn...
Lees verderTot aan 2010 lag de kostprijs voor een big rond de € 43 en per kg vlees rond de € 1,25. De laatste jaren is er veel veranderd in de sector. De kosten voor voer zijn wereldwijd gestegen, met daarnaast in Nederland de merkbare gevolgen van de maatschappelijke eisen, de gezondheidskosten en de mestkosten. Behalve een stijging van de kostprijs en een daling van het aantal bedrijven, zijn de verschillen in kostprijzen minimaal.
Over 2017 hebben wij in meerdere studiegroepen de kostprijzen vanuit de fiscale boekhoudingen geanalyseerd. In 2017 vallen een aantal zaken op.
De kostprijzen zijn in dat jaar gestegen naar rond de € 47 per big en tegen de € 1,50 per kg vlees. We rekenen dan met voldoen van privé uitgaven (feitelijk een te lage beloning voor de arbeid) en met bedrijfseconomisch afschrijven, maar zonder een winstvergoeding.
Bij het vlees is dat een deel de biggenprijs, die het afgelopen jaar met gemiddeld € 58 voor een big hoog lag. Tel daarbij de voerkosten van 60 cent per kg, naast € 25 voor alle overige kosten, per vleesvarken bij op, dan lag de kostprijs voor een kilo vlees op minstens € 1,45 per kg. De spreiding hier omheen was ten minste 10 cent per kg in de plus en min. De uitersten verschillen in kostprijs 20 cent per kg, wat op een jaarvarken € 50 verschil maakt. Veruit het grootste deel is spreiding in voerkosten. De verschillen in alle kosten na voerwinst zijn klein, al halen we hier ook nog in de echte uitersten een verschil van € 20 per jaarvarken. In deze kosten rekenen wij dan overal met bedrijfseconomisch afschrijven van circa 8 cent per kg in plaats van de vaak fluctuerende en lagere fiscale afschrijvingen.
Bij de biggen liggen de uitersten in kostprijs ook ver uit elkaar. Verschillen in kostprijs komen voor vanaf € 40 per big van 25 kg tot wel € 54. Belangrijk is hier het aantal biggen per zeug per jaar. Een aantal van 27 of 32 biggen verklaart ongeveer de helft van het verschil. Dan zijn de voerkosten, de mestkosten, de arbeidskosten en de gezondheidskosten nog belangrijk. In vergelijking met de vleesvarkensbedrijven dus veel meer knoppen om aan te draaien. Gezinsbedrijven met regionale contacten in de mestafzet, minimale entingen, die scherp zijn op resultaten, halen de laagste kostprijs. De meermansbedrijven scoren in kostprijs zeker niet het scherpst, wat de laatste jaren knelde door de kleiner geworden verschillen in de voorsprong in de opbrengstprijs.
Voor dit jaar wordt een verdere stijging van de kostprijs al voorzien. De voerkosten stijgen een paar procent, de mestkosten zullen stijgen en de rest van de kosten zal minimaal gelijk blijven of trendmatig stijgen. We komen daarbij dus op een steeds hoger niveau van kosten uit. Gelet op de grote verschillen in de sector, zal er altijd een groep blijven die geld verdient aan het houden van varkens. Of iedereen het dan op dezelfde manier moet proberen te blijven doen, denk ik niet. Voor degene waar de kosten bij de hoogste 50% liggen, zit de uitdaging om hier een trendbreuk te realiseren, danwel op een andere wijze een verdienmodel zien te bedenken.
Deze blog is ook geplaatst op varkens.nl.
De Nederlandse landbouw staat voor grote uitdagingen, met nationale en Europese doelen op het gebied van stikstof, water, klimaat, biodiversiteit, dierenwelzijn...
Lees verderVanaf 15 januari kunnen agrarisch ondernemers uit Overijssel subsidie aanvragen voor productieve investeringen die bijdragen aan biodiversiteit, waterbeheer...
Lees verder
De nieuwsbrief van DLV Advies wordt een keer per maand verstuurd met de meest interessante en actuele ontwikkelingen in de agrarische sector. Incidenteel kunt u nieuws en informatie ontvangen in een extra nieuwsbrief. Uw persoonsgegevens worden conform onze privacyverklaring verwerkt.