Nieuwsarchief
Koesignalen
Dat er voer voor de koeien ligt, betekent nog niet automatisch dat de koeien er veel van vreten. Goed letten op de koesignalen en hier adequaat op reageren, zorgt ervoor dat de koeien gezond blijven. Daardoor realiseren ze een hoge droge stofopname (ruwvoer, PMR, TMR) wat leidt tot een hogere melkproductie en zorgt voor een hogere levensduur.
“Onvoldoende vreet- en ligplaatsen, onrust in de stal, selectief vreten, hittestress of water van onvoldoende kwaliteit leiden allemaal tot een verhoogd risico op stress. Een teveel aan zuurstofradicalen, als gevolg van gezondheidsproblemen of al stress vanaf de geboorte, zorgt uiteindelijk voor minder vitale koeien en daarmee voor een verkorte levensduur. Gestreste koeien voelen zich niet goed, hebben een lagere voeropname, geven minder melk en worden sneller ziek.” Zo begon Lucas Talsma, eigenaar van Cowhealth, zijn presentatie voor de deelnemers van het project ‘Foarûtbuorkje: mear mei minder’. Kern van zijn verhaal is dat anticiperen op de signalen die de koe afgeeft, leidt tot minder gezondheidsproblemen waardoor een hogere droge stofopname wordt gerealiseerd. In het project ‘Foarûtbuorkje: mear mei minder’, begeleiden Ids van der Ploeg en Michiel Meinderstma, beiden adviseur bij DLV Advies, jonge veehouders bij het implementeren van actuele thema’s in het eigen bedrijf.
Integrale aanpak
Lucas staat voor een integrale aanpak waarin niet alleen wordt gekeken naar huisvesting, voeding en klauwgezondheid, maar ook naar fokkerij. “De koe moet niet alleen veel melk willen geven, maar dit ook aankunnen (niet te melktypisch). Bij de stierkeuze moet de klauwgezondheid zwaar meewegen, omdat gezonde klauwen de basis zijn voor een goede opname van voer. De veehouder moet kiezen voor koeien die aansluiten bij zijn management, huisvesting en voersysteem.”
Huisvesting
Overbezetting in de stal kan de voeropname negatief beïnvloeden. Bij binnenkomst in de stal kun je al veel signalen opvangen, vertelt Lucas aan de groep. “Let op het liggedrag, is er voldoende licht in de stal en ruikt het er fris? Heeft elke koe voldoende ruimte, zijn er opstoppingen? Hoe is de verdeling van de koeien over de stal? Staan er veel koeien en is er competitie bij het voerhek, de waterbakken of bij de krachtvoerboxen? Klopt het aantal koeien aan het voerhek in verhouding tot het tijdstip van voeren? Is het onrustig in de stal? Zijn er conflicten?”
“Het is belangrijk dat de koeien meer dan 12 uur per dag liggen. Dit komt de klauwgezondheid en de voerefficiëntie ten goede. Kijk naar de verhouding tussen het aantal koeien dat ligt ten opzichte van het aantal dat staat in de boxen. Aanvullende signalen krijg je als je tussen de koeien loopt: waar ligt de mest in de ligboxen, hoe staat het met de vloerhygiëne, waar zijn obstakels op het loopoppervlak, hoe is de dikte van de mest en is het voer goed verteerd?”
Ruwvoeropname
Voor een goed saldo moet er veel melk uit ruwvoer komen, indien er voldoende aanwezig is op het bedrijf. Naast voldoende voeraanbod en vreetplaatsen is ook het water van belang. Een koe vreet minder als zij te weinig of een matige of slechte waterkwaliteit tot haar beschikking heeft. “Zijn er voldoende waterbakken en is de kwaliteit goed? Hoe zit het met de conditie, buik- en pensvulling, dikte en vertering van de mest en het haarkleed van de koeien? Zijn de dieren aan het herkauwen? Dat zijn allemaal signalen waarop de veehouder kan inspelen ten aanzien van het voeren”, geeft Lucas aan. “De spreiding in droge stofopname uit ruwvoer is groot tussen de bedrijven, van 12 kg tot soms 18 kg per koe per dag. Daarbij moet het effect van verzadiging niet onderschat worden. In de kuilen van 2021 zit bijvoorbeeld veel Neutral Detergent Fibre (NDF dat het totaal gewicht aan celwanden weergeeft). Daarmee kan bepaald worden hoe de verhouding is tussen celwanden en celinhoud.celwanden van het materiaal), waardoor de koe eerder verzadigd raakt door een trage passage. Ruwvoer smakelijker maken door gebruik van inkuilmiddelen moet tot 0,5 kg tot 0,75 kg droge stofopname leiden voordat het kostprijstechnisch uit kan.” Lucas vervolgt: “Vaak gaat de mindere kuil naar het oudere jongvee. Die kunnen best wat hebben, maar nemen ze te veel ruwvoer op met schimmels en mycotoxinen, dan geeft dat een aanslag op de klauwen hetgeen leidt tot chronische klauwproblemen. Op latere leeftijd zorgt dit voor een lagere voeropname, omdat een koe met klauwproblemen minder vaak naar het voerhek komt. Bovendien is de voerefficiëntie bij een koe met klauwproblemen lager, aangezien pijn en stress energie kosten.”
Koesignalen bij klauwproblemen
Aan het voerhek is een koe met klauwproblemen vaak te herkennen, doordat ze haar klauwen ontlast (koehakkige stand waarmee de koe de druk van de buitenklauw haalt, trippen, één poot wegzetten, op de teen staan). Andere signalen kunnen zijn dat de koe het balgedeelte over de rand van de box plaatst, kreupel is of met een kromme rug loopt. Door de koe naar aanleiding van de klauwsignalen te bekappen, dus voordat ze kreupel is, kan veel leed worden voorkomen. Lucas: “Doorgaans wordt er te veel van de klauwen afgehaald. Door fokkerij is de beenstand steiler geworden en daarmee ook de klauwen. Vaak zijn de klauwen korter dan 8 cm, dat wil zeggen dat de binnenklauw een ideale zooldikte van 6 à 8 mm heeft of zelfs iets dunner. Dus moet je bij het verzorgen van de klauw deze ideale dikte bewaren. Achter in het balgedeelte van de binnenklauw zien we graag een hoogte van 3,5 cm, dus ook dat is verboden gebied. Alleen het balgedeelte van de buitenklauw moet verlaagd worden en, indien mogelijk, op gelijke hoogte gebracht worden met de binnenklauw. Bij jongvee kan een verwaarloosde Mortellaro bijvoorbeeld leiden tot chronische Mortellaro en dat wil je voorkomen. Wat veel mensen zich niet realiseren, is dat veel chronische klauwproblemen onstaan rondom het kalven en de opstart.”
Foarûtbuorkje: mear mei minder
In het project ‘Foarûtbuorkje: mear mei minder’ begeleiden DLV Advies en Van Hall Larenstein jonge veehouders bij de onderwerpen bemesting, bodem, (voeder)teelt, voeding en KringloopWijzer. In de studiegroep worden actuele thema’s gekoppeld aan bedrijfseigen cijfers. Voor meer informatie over het project kunt u contact opnemen met Ids van der Ploeg of Michiel Meindertsma.
Het project is mede mogelijk door steun van de provincie Friesland en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland.