Nieuwsarchief
Waar staat het varkensbedrijf van de toekomst?
Nu kan ik me al meteen hele verschillende antwoorden voorstellen op die vraag. De een zal zeggen ‘onder water’. Een ander zegt ‘in het buitenland’, of een derde zegt ‘op een agrarisch industrieterrein’. Maar ik denk dat de meesten zullen zeggen ‘waar het nu ook al staat’. Als we al varkens houden in Nederland, dan doen we dat in de huidige locaties op de huidige wijze, een niche productie daargelaten. Grote verschuivingen in productielocaties worden door de meeste varkenshouders en hun adviseurs niet verwacht binnen het huidig beleid en de huidige economische omstandigheden.
Mijn antwoord is meer benaderd vanuit de financiële uitgangspositie van dit moment waar het bedrijf de toekomst mee in gaat. Het gemiddelde bedrijf wordt gebouwd voor € 2.500 per zeugenplaats of voor € 450 per vleesvarkensplaats. Dit wordt gebouwd met 70% vreemd vermogen, dus stel € 1.750 per zeug of € 300 per vleesvarken. Op het moment dat de stal aan vervanging toe is moet er dus een plusstand zijn van € 750 per zeug of € 150 per vleesvarken. Het is voor de meeste bedrijven een flinke uitdaging om daar aan te voldoen. Iedere ondernemer kan aangeven wanneer hij denkt de stal te vernieuwen. Vanuit dat punt moet de lijn getrokken worden wat dan het vreemd vermogen op dit moment mag zijn om dan het bedrijf te kunnen continueren. Op de lijn van nu tot nieuwbouw moet je rekening houden met te verrichten vervangingsinvesteringen en kun je berekenen wat je gaat aflossen. De uitkomst moet evenwel zijn dat je straks de stal kan vervangen.
Ik noem dit als aandachtspunt, omdat het vreemd vermogen van de bedrijven een heel vlak verloop laat zien in relatie tot de leeftijd van de stallen. Bedrijven met nieuwbouw zitten op een vreemd vermogen van ca € 1.750 per zeug en € 300 per vleesvarken. De praktijk blijkt dat dit, gemiddeld gezien, te weinig afbouwt met het ouder worden van de stallen.
10% van de varkensbedrijven teruggebouwd
Op zich is dat niks nieuws onder de zon. Het terugbouwen van de stallen is in het verleden maar door 10% van de ondernemers gedaan. Dit lijkt weinig, maar is de hele normale werkelijkheid. In 10 jaar tijd halveerde in het verleden het aantal bedrijven. Een stal die 40 jaar meeging, werd dus maar door een heel klein deel van de ondernemers na 40 jaar weer opnieuw gebouwd. In de tussentijd waren namelijk al 90 % van de ondernemers gestopt. Tel maar eens terug, in 2018 hadden we 4.000 varkenshouders, in 1978 hadden we er 45.000. De toekomst zal in percentages niet anders zijn. Wel waren er dan in 1978 nog ongeveer 4.500 varkenshouders gericht op terugbouwen, momenteel zouden dat er dan nog ongeveer 400 zijn. Dit percentage acht ik momenteel wat hoger, omdat de bedrijven professioneler en op continuïteit gericht zijn in vergelijking met vroeger. Als het nu 20% zou zijn, dan zijn er ongeveer 800 bedrijven gericht op terugbouwen in de toekomst. De rest van de huidige 4.000 varkenshouders zal dat om meerdere redenen, maar zeker ook vanwege financiële situaties, niet meer doen.
Over 40 jaar niet overal meer een varkensbedrijf
Waar je staat is daarbij alles bepalend voor je uitgangspositie naar de toekomst. Dit is maatwerk, rekening houdend met de doelstelling van de ondernemers en met de leeftijd van de stallen en het niveau van het vreemd vermogen. Dat bedrijven wel tot 40 jaar kunnen uitboeren is overigens helemaal niks mis mee en kan prima passen bij de doelstellingen. Dat er over 40 jaar niet overal een varkensbedrijf meer staat is voor mij echter een gegeven. Of iedereen zich bewust is van zijn uitgangspositie betwijfel ik. Dit inschatten is makkelijker dan je denkt, dus dat hoeft geen excuus te zijn om er niet eens bij stil te staan.
Deze blog van Paul Bens verscheen op de website van Varkens.nl.