BoerenPerspectief ondersteunt boeren die blijven boeren
De Nederlandse landbouw staat voor grote uitdagingen, met nationale en Europese doelen op het gebied van stikstof, water, klimaat, biodiversiteit, dierenwelzijn...
Lees verderMet het kengetal toomrendement kunnen zeugenhouders beter sturen op uitval en bigkwaliteit. Op die manier kunnen ze zoveel mogelijk biggen tegen de hoogste prijs afleveren.
Zeugenhouders hebben tientallen kengetallen waarmee ze de productie kunnen optimaliseren. Daarbij ligt de focus vooral op de aantallen en minder op de kwaliteit van de biggen. Sinds enkele jaren voert DLV Advies een nieuw kengetal dat bigkwaliteit beter tot zijn recht laat komen. Dat kengetal heet toomrendement. Daarbij draait het om het percentage levend geboren biggen dat een zeugenhouder voor een marktconforme prijs met maximale toeslag kan verkopen.
Het werkt zo: van de 100 geboren biggen zijn er na aftrek van de uitval in de kraam- en biggenstal na 10 weken bijvoorbeeld 84 biggen over. Daarvan worden er 80 voor de normale prijs verkocht aan de handel of de vleesvarkenshouder. Een aantal biggen blijft noodgedwongen achter en komt in de reststal of wordt als slachtbig verkocht. Het verhogen met één big per 100 geboren biggen betekent een stijging van inkomsten van pakweg € 35 per big voor de langere termijn. Er hoeven namelijk alleen directe kosten in de kraamstal en opfokstal te worden geteld. Dat zijn met name kosten voor voer en gezondheid. Deze zijn geraamd op €15 per big. Voor een bedrijf met 1.000 zeugen en 35 levend geboren biggen per jaar, betekent het verhogen van het toomrendement met één big dat er ruim 210 extra biggen af te leveren zijn. Dat is ruim € 12.000 aan extra inkomsten. Vanzelfsprekend is dit jaar- en bedrijfsafhankelijk.
Het verhogen van het toomrendement kan door verlagen van de uitval voor en na spenen en het verbeteren van de bigkwaliteit, wat samen meer goed verkoopbare biggen oplevert. De focus moet bij dat laatste vooral liggen op het voorkomen van lichte biggen en achterblijvers. Dat zijn immers de biggen die niet of voor minder geld verkoopbaar zijn. Volgens Rafke Cleutjens, adviseur Financieel Management bij DLV Advies, geeft inzicht in het toomrendement een grote meerwaarde voor zeugenhouders. "Er is nu veel focus op de 'standaard' kengetallen waardoor er te weinig wordt gekeken naar mogelijkheden om meer goede biggen per toom af te leveren." Afgezien van wat studiegroepen van gesloten bedrijven, wordt er volgens haar nog te weinig op deze manier naar gekeken.
DLV Advies heeft de ambitie om het kengetal concreter en toepasbaar op bedrijven te maken, wat de komende tijd door Rafke wordt uitgewerkt. "Zeugenhouders kunnen bij benadering nu al wel een inschatting maken van hun eigen situatie. Daarvoor is het aantal biggen die voor normale prijzen zijn afgeleverd af te zetten tegen het aantal levend geboren biggen. Dat percentage is feitelijk het toomrendement."
Na het bepalen van het eigen toomrendement en eventueel vergelijken met collega's is te kijken waar verbetering mogelijk is. Jan Pijnenburg, adviseur Mest & Mineralen bij DLV Advies, geeft aan dat inzicht in de eigen situatie begint met een uitgebreide analyse van de uitval voor spenen, na spenen en het aantal biggen dat niet is verkocht. "Op alle drie die onderdelen kan verder worden geanalyseerd om inzicht te krijgen wat en waar het mis gaat." Het managementsysteem is een bron van informatie, met bijvoorbeeld analyses van de uitval over de cycli heen. Op alle onderdelen is te beoordelen of de oorzaak te maken heeft met voedig, genetica, huisvesting of arbeid/verzorging. Stel dat het aandeel doodliggers te hoog is en gerelateerd is aan de toomgrootte. Dan kan mogelijk met extra arbeid/zorg in de kraamstal de uitval omlaag. Dat betekent concreet investeren in personeel. Ook is te denken aan technische oplossingen zoals een balansvloer onder kraamhokken. "Als de uitval van biggen daardoor een stuk verlaagt, zijn die vrij snel rond te rekenen", is zijn ervaring. Toch merkt Jan in de praktijk dat aanpassingen in de huisvesting niet zo snel worden gedaan. "De wens is er wel, maar dan blijkt het hok te klein en is 30% meer ruimte nodig." Dan komen de vergunningverlening en de finaciering om de hoek kijken.
Overigens verschuift het aantal levend geboren biggen met deze aanpak wat naar de achtergrond. Toch kan verhogen van het totale rendement ook door meer biggen te produceren. De kunst daarbij is de kwaliteit van de biggen in de benen te houden, wat vooral meetbaar is via het geboorte- en speengewicht. Dat vraagt veel van het managementniveau van de varkenshouder. Een ander aspect dat het rendement in de kraamstal verbetert, is het verhogen van het absolute prijsniveau van de biggen. Daardoor gaat de algehele opbrengstprijs van de 80 of 85% van de levend geboren biggen omhoog. De biggen met de beste financiële potentie zijn voldoende zwaar en goed ontwikkeld, gezond/gevaccineerd en genetica die de afnemer wenst. Het lastige is dat bigkwaliteit zich niet een-op-een laat door vertalen in een hogere opbrengstprijs. Of een betere kwaliteit wordt omgezet in harde euro's is voor een deel een stuk onderhandeling. Toch schat Jan op basis van de cijfers van DLV Advies dat tussen bedrijven met betere en minder goede biggen al gauw € 4 aan opbrenstprijs zit.
Werken aan lagere uitvalEen bepalende component van toomrendement is het aantal afgeleverde biggen, wat een lage uitval in de kraam- en biggenstal vraagt.
|
Werken aan betere biggenZowel voor het absolute prijsnivau van de afgeleverde biggen als het beperken van het ondereind is aandacht voor bigkwaliteit belangrijk.
|
Dit artikel is in aangepast vorm overgenomen van Boerderij.nl
De Nederlandse landbouw staat voor grote uitdagingen, met nationale en Europese doelen op het gebied van stikstof, water, klimaat, biodiversiteit, dierenwelzijn...
Lees verderVanaf 15 januari kunnen agrarisch ondernemers uit Overijssel subsidie aanvragen voor productieve investeringen die bijdragen aan biodiversiteit, waterbeheer...
Lees verder