Zelf mest exporteren kan, maar is nu nog (te) duur
In een overspannen mestmarkt kan het interessant zijn om als boer zelf over de grens mest af te zetten. Maar hoe kansrijk is mestexport op kleine schaal?...
Lees verderBemestingsnormen maken het steeds belangrijker om meststoffen nauwkeurig toe te dienen om een optimale grasopbrengst en graskwaliteit te halen. Toepassen van precisiebemesting betekent het optimaal bemesten van gewassen door de mestgift dusdanig te regelen, dat als het gewas er om vraagt (het juiste moment), de juiste voeding in de juiste dosering in de wortelzone (de juiste plaats) beschikbaar is.
De verwachting is dat met het toepassen van precisiebemesting in grasland er een betere nutriëntbenutting wordt behaald en daarmee een betere balans tussen darmverteerbaar eiwit en onbestendig eiwit in gras. Een minder scheve verhouding tussen deze eiwitten leidt tot meer melk uit eigen ruwvoer waarbij er minder krachtvoer nodig is. Precisiebemesting draagt aanzienlijk bij aan de reductie van stikstofuitstoot met name door de emissiearme plaatsing van meststoffen.
Op basis van informatie over de variatie in bodemeigenschappen en het gewas binnen een perceel en de samenstelling van drijfmest, wordt de inzet van meststoffen plaatsspecifiek bepaald. In plaats van het hele veld egaal te bemesten, zoals nu in de praktijk gangbaar is, kiest de melkveehouder voor compenserend of anticiperend bemesten. Er is minder mest nodig voor eenzelfde opbrengst en de uitspoeling nutriënten wordt beperkt. Het belangrijkste is een juiste interpretatie van de data om een echte besparing op meststoffen te behalen. Graslandmanagent bij precisiebemesting blijft een uitdaging: meerdere oogsten per jaar, meerdere percelen, wel of niet beweiden, een beperkte plaatsingsruimte en afstemming in drukke tijden met de loonwerker.
In de drie noordelijke provincies loopt het project ‘Precisie met techniek in graslandmanagement’ (2019 - 2022). Middels een scoreblad, de Louis Bolk Techniek en gesprekken met de grondeigenaren zijn de percelen bij aanvang van het project in kaart gebracht. Aanvullend is de bodem gescand met een Veris scanner en verzamelde een EBEE drone gegevens over de biomassa en de groei van het gewas. Alle data, inclusief locatiegegevens, zijn met behulp van taakkaartsoftware gecombineerd en omgezet naar taakkaarten. De bemesters ‘lezen’ de taakkaart met daarop plaatsspecifieke mestdoseringen op basis van stikstof. Alle in te zetten apparatuur werkt met GPS/GIS in combinatie met NIR-sensoren en sectieafsluitingen, zodat meststoffen zeer nauwkeurig gedoseerd in de bodem komen. Voor alle hectaren in het project wordt op basis van (tussentijdse) metingen voor het eerste, tweede en derde groeiseizoen een compleet bewerkings- en bemestingsplan gemaakt.
Momenteel is de hoeveelheid beschikbare data nog een bottleneck in de precisielandbouw.
Binnen het project is daarom veel aandacht voor het vergroten van de betrouwbaarheid van datagebruik. Afwijkingen in ijklijnen en bijvoorbeeld de interpretatie van de bodemscangegevens langs optische bodemkleurschema’s kunnen nog mogelijke fouten in bemesting aangeven. Als de data gerelateerd is aan meer monsters, dan vergroot dat de betrouwbaarheid van de taakkaarten. Een grotere betrouwbaarheid leidt tot een hogere nauwkeurigheid in bemesting.
Eindresultaat Precisie met Techniek in graslandmanagement
Binnen het project “Precisie met Techniek in graslandmanagement” zijn op 9 melkveehouderijbedrijven innovatieve technieken toegepast op verdeeld over de drie noordelijke provincies. Tezamen met vier loonbedrijven en een bedrijf gespecialiseerd in drone-vluchten, is niet alleen gewerkt aan het in kaart brengen van landbouwbodems maar ook aan de betrouwbaarheid en interpretatie van apparatuur en data uit die apparatuur. Technische hulpmiddelen zijn onmisbaar geworden in de hedendaagse landbouw. Door voortdurende ontwikkeling van systemen kunnen we snel data verkrijgen en deze omzetten naar managementmaatregelen. Drones maken het mogelijk vanaf grote hoogte data te verwerken. In ons project is de drone samen met de bodemscan en NIR-systematiek in de praktijk onderzocht.
Door de koppeling van datagestuurd management aan de fysieke toestand van een perceel, is een goed beeld gekregen van de (huidige) mogelijkheden van technische hulpmiddelen in graslandmanagement. De inzet van technieken die precisielandbouw bevorderen vergen inzet van (extra) loonwerk. De soilmapping dient te geschieden in een periode dat de bodem voldoende draagkracht heeft. Voor het vliegen met drones geldt dat het inzetten van de drone een goed beeld geeft op het moment van vliegen mits het gewas redelijk droog is. Veel vocht op het blad reflecteert dermate dat een goede ds- /massa-inschatting vertroebeld wordt. Via satellieten kan er ook gewerkt worden met opnames van het eigen perceel, wellicht voor het gehele areaal een financieel minder zware opgave daar het vliegen met drones toch wel weer extra kosten met zich meebrengt.
Het toedienen van mest met NIR zal nog meer verfijnd moeten worden. Bemesten op basis van N lijkt redelijk betrouwbaar, op basis van fosfaat worden de foutmarges te groot. De verdeling van N op basis van mestonderzoek, bodembiologie en vochtvoorziening is een kans voor vervolgstudie. Door betere afstemming van bemesting, portionering en aandacht voor de bodembiologie lijkt er via precisielandbouw winst te behalen op perceelemissies, kunstmestreductie en kwaliteit gras. De te volgen bemestingsstrategie is erg onderhevig aan de situatie van de percelen, grote variaties in organische stof, vochtproblemen, structuurproblemen, zuurgraad, grasklaver/kruiden hebben allen invloed.
Voor de veehouder is het verkrijgen van data voor het management cruciaal, de interpretatie van de data zorgen dat de boer meer op feiten dan op gevoel af kan gaan bij het nemen van beslissingen inzake graslandmanagement. Voor het totaalbeeld is een goede inplanning van de techniek een voorwaarde: wanneer en hoe vaak laat ik mijn bodem scannen. Zegt dit ook iets over de bodembiologie en zo ja wat is dan de te volgen strategie? Voor de veehouder zijn data dus cruciaal. Bij de vertaling naar het management is het laten bijstaan door een deskundige belangrijk!
Voor vervolgonderzoek is het belangrijk de balans tussen de fysieke bodemgesteldheid, de chemische inputvraag en de bodembiologie verder te onderzoeken. Door natuurlijke processen te stimuleren, een goede portionering van drijfmest en eventueel kunstmest, de inzet van klavers en andere kruiden kan de veehouder “sturen” op een ander graslandmanagement. Drone-en satellietbeelden + soilmapping kunnen ondersteunend werken. Het onderzoek wordt daarmee meer toegespitst op het bodemleven. Hoe krijg ik op mijn bedrijf de bodembiologie meer onder controle en hoe kan ik met minder kunstmest toch gezond gras in afdoende hoeveelheid van mijn percelen halen? Daarbij zou wellicht uitbreiding van sensoring op diverse parameters belangrijk kunnen zijn. Nu wordt via soilmapping de pH, de geleidbaarheid en het organische stofcomplex (deels) in kaart gebracht. Meer verdieping naar de bodembiologie maakt een toename aan biodiversiteit en natuurinclusiviteit mogelijk.
Het project ‘Precisie met techniek in graslandmanagement’ wordt mede mogelijk gemaakt door subsdies van de provincies Drenthe, Groningen en Friesland en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (POP3).
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Tom Ploeger of Sytze Waltje (zie onder).
In vergelijking met andere landen heeft Nederland een zeer goed watersysteem. Dit loopt nu echter tegen haar grenzen aan. Er ontstaan meer problemen met droogte, wateroverlast en verzilting. Ook de waterkwaliteit, zowel van het grondwater als van het oppervlaktewater, is nog niet op orde. Nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen komen op een aantal plaatsen nog in te hoge concentraties voor.
Door de bodemgesteldheid en de behoefte van het gewas gedetailleerd in kaart te brengen, kan op maat en naar behoefte de bodem worden bemest en bewerkt. Overbemesting van het gewas behoort hiermee tot het verleden en daarmee wordt er gewerkt aan het tegengaan van uitspoeling. Precisiebemesting verbetert bovendien de sponswerking en bufferwerking van de bodem. Dit werkt weer positief door op het bodemleven, de beworteling, de bodemstructuur, de pH, het organische stofgehalte en de geleidbaarheid van de bodem. De verdichting en vlekken verminderen.
Door de hogere prijzen van meststoffen en de aangescherpte milieueisen is het nog belangrijker om de meststoffen daar te brengen waar ze nodig zijn. In combinatie met GPS en bodemkartering kan er precies gewerkt worden. Efficiëntere toedieningstechnieken zijn gebaseerd op het gericht plaatsen van de meststoffen bij de wortel in plaats van bovengronds toe te dienen.
De keuze weiden of maaien gaat vooraf aan de bemesting. Bij een weidesnede hoort een lichtere stikstofbemesting dan bij een maaisnede. In de praktijk wordt de keuze voor een weide- of maaisnede niet altijd vooraf gemaakt en wordt overal hetzelfde bemest. Dit betekent ofwel te veel, ofwel te weinig bemesting waardoor de opbrengst niet maximaal is. Naast teeltdoel is de bodemkwaliteit van belang voor de juiste dosering. De actuele bodemmonsters (en bodemmonsters genomen op plaatsen waar de bodemscan afwijkingen aangeeft) geven onder andere het stikstofleverend vermogen en de fosfaatbeschikbaarheid van een perceel aan. Bij een hoge NLV-waarde heeft de bodem minder stikstofaanvulling nodig dan bij een lage NLV-waarde. Door met een NIRS-sensor de stikstofgehaltes in de drijfmest te analyseren tijdens het toedienen, kan plaatsspecifiek gedoseerd worden. Als de informatie van de bodemmonsters gecombineerd wordt met informatie van drone- of satellietbeelden over de biomassa ontstaat een goed inzicht in de hoeveelheid grasopbrengst en daarmee in de bijbemesting.
In het precisiebemestingsproject in Flevoland zijn onder meer vloeibare meststoffen met een spaakwielbemester in grasland geïnjecteerd. Doordat er in de zode wordt geïnjecteerd is de bemesting efficiënter en is de stikstofvervluchtiging lager dan bij volvelds bespuiten. Daarnaast kan met de spaakwielbemester veel nauwkeuriger aan akkerranden worden bemest. Ook hier geldt dat precisiebemesting maatwerk is. Bij een harde ondergrond, zoals klei of in een koud en schraal voorjaar, is het moeilijker werken met een spaakwielbemester. De keuze voor vloeibare of korrel bemesting is mede afhankelijk van de stikstofvorm (ureum, nitraat of ammonium) die voor het gewas en de periode gewenst is en de beschikbaarheid van vloeibare kunstmest in de regio.
Gewasopbrengst en kwaliteit variëren vaak sterk per perceel (en binnen een perceel!) met een grote variatie in bodemvruchtbaarheid en bodemvocht. Een Verisscan meet met behulp van sensoren de bodemkwaliteit. De zuurgraad (pH), het organische stofpercentage en de geleidbaarheid van de bodem worden vastgelegd in een bodemkaart die de loonwerker kan inlezen op zijn machines. De bodemkaarten zijn een goede basis voor plaatsspecifieke bemesting op basis van de behoefte van de bodem. In het precisiebemestingsproject in Gelderland maakte Nieuwe oogst tv-redacteur Johan Wissink opnames van de dronemetingen en het werken met een taakkaart bij melkveehouder Rick Berntsen in Azewijn.
Meten van de biomassa van gras met een drone
Werken met de taakkaart in de praktijk
De bodemkwaliteit van de Overijsselse percelen is met een Verisscanner in beeld gebracht. Dit is een sensorplatform waarmee in één werkgang, al rijdende met zo’n 8 tot 12 km/u, de zuurgraad (pH), het organische stofpercentage en de EC (geleidbaarheid) op bouwvoordiepte (0-30 cm) en in de wortelzone (0-90 cm) worden gemeten. De Verisscan gebruikt een optische (Nabij-infrarood (NIR)) sensor die onderop een soort zaai-element is gemonteerd om het organische stofgehalte te bepalen. De grondmonsters zijn in het laboratorium geanalyseerd ter referentie.
Van drie deelnemende melkveehouders binnen het project, waaronder een biologische melkveehouder, zijn ‘standaard’ data van geselecteerde graslandpercelen voor precisiebemesting bekend. De melkveehouders werken elk nauw samen met een ‘eigen’ loonwerker. De bedrijven liggen op verschillende gronden en er is inzicht in onder meer het opbrengend vermogen, historie en de resultaten van eerder genomen bodemmonsters per perceel. Aanvullend is de Louis Bolk Techniek ingezet en heeft een bodemscanner onder andere het organisch stofgehalte, de bodemhoogte en pH in beeld gebracht. Tijdens het groeiseizoen werd het gewas meerdere malen gemonitord met een drone, uitgerust met speciale camera’s en gps, en werd de bodemvochtbaarheidsgraad gemeten. Deze informatie was de basis voor maatwerkbemesting gedurende het groeiseizoen. Doordat er vooraf en na ieder groeiseizoen opnieuw metingen zijn gedaan, zijn er vergelijkingen in de tijd mogelijk ten aanzien van bodemleven, beworteling, bodemverdichting, bodemstructuur, vlekken, pH, organisch stofgehalte en geleidbaarheid van de bodem. Dezelfde metingen werden ook uitgevoerd op referentiepercelen zodat ook de gegevens van de ‘gangbare’ situatie bekend zijn. Natuurlijk is er ook gekeken naar de gewaskwaliteit en de opbrengst van de percelen om te zien hoe de benutting van de mest is geweest. De resultaten uit de metingen kunnen vertaald worden naar de effecten van het waterbergend en waterdoorlatend vermogen van de bodem.
Dit project is mogelijk door subsdies van de provincies Flevoland, Overijssel en Gelderland en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (POP3).
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Tom Ploeger of Sytze Waltje (zie onder).
Het project 'Training Precisielandbouw Uienteelt Flevoland “Ui”tmuntend 2019 – 2022' is een samenwerkingsverband tussen DLV Advies, Pegasus Geospatial Consulting, Aurea Imaging en Waterman Unions. Door middel van demonstraties, workshops, brainstormsessies en studiegroepbijeenkomsten wisselt het samenwerkingsverband kennis en ervaring uit met 15 uientelers over precisielandbouw in de uienteelt. Gezamenlijk beschikken de telers over 200 hectare uienteelt. Het samenwerkingsverband wil inzichtelijk maken hoe precisielandbouw bijdraagt aan het verbeteren van de bodemkwaliteit en aan het optimaliseren van de productie in de teelt van uien, zowel kwantitatief als kwalitatief. Daarbij is onder meer aandacht voor efficiënter gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en data-uitwisseling en verwaarding tussen ketenpartners. De kennisdeling heeft twee ingangen:
De deelnemende telers worden zowel individueel als in groepsverband getraind.
Dit project is mogelijk door subsdies van de provincie Flevoland en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling:Europa investeert in zijn platteland.(POP3).
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Tom Ploeger of Harrie Versluis (zie onder).
In een overspannen mestmarkt kan het interessant zijn om als boer zelf over de grens mest af te zetten. Maar hoe kansrijk is mestexport op kleine schaal?...
Lees verderHeeft u nog geen definitieve vaststellingsaanvraag ingediend voor het GLB? U heeft nog tot 2 december 2024 de tijd om dit te doen. Vanaf 2025 verandert...
Lees verder