Kleine windmolens passen vooral bij akkerbouwbedrijven en melkveehouders met een kleinverbruiksaansluiting. Dat komt doordat de productie van stroom veelal gelijk oploopt met het stroomverbruik. Ga maar na: vanaf de oogstperiode tot het voorjaar is voor de bewaring en verwerking van akkerbouwproducten het stroomverbruik hoog. Dat zijn doorgaans ook de maanden waarin het stevig waait, terwijl de opbrengst van zonnepanelen in die periode juist lager is. En voor de melkveehouder geldt dat ook 's nachts het verbruik van de melkrobot gewoon doorgaat. Windenergie kan dan toegepast worden, waarbij zonnenergie vanzelfsprekend niet aan de orde is.
Energie opwekken zonder netverzwaring
Daarnaast ligt de piek in opbrengst lager, waardoor een akkerbouwer/melkveehouder voor eenzelfde energieproductie als bij zonnepanelen een veel kleinere hoofdzekering nodig heeft. Bij een jaarverbruik van circa 60.000 kWh is daardoor slechts een hoofdzekering nodig van 3x50 ampère. De meeste bedrijven met een kleinverbruiksaansluiting kunnen met windenergie of met de combinatie van zon en wind al hun elektra zelf opwekken, zonder dat er netverzwaring nodig is.
Een rekenvoorbeeld toont aan dat de investering in een windmolen aantrekkelijk kan zijn. Stel dat een molen op dat bedrijf een gemiddelde windsnelheid kan vangen van 6 meter per seconde, dan realiseert de molen op jaarbasis een stroomopbrengst van 30.000 tot 34.000 kWh. Er zijn zelfs type molens die inmiddels meer opbrengen. Dit is altijd afhankelijk van het type molen die u aanschaft. Een groot deel van deze energie wordt dan door uzelf verbruikt. Voor de aanschaf van een kleine windturbine is er de Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE). Met deze subsidie kunt u de investering in tien jaar terugverdienen.
Windsnelheid
De gemiddelde windsnelheid die een molen haalt, bepaalt het rendement. De ervaring leert dat variatie in rendement tussen verschillende types en merken windmolens groot is. Hoe hoger die windsnelheid, des te hoger de stroomopbrengst is. Daarnaast zal een hogere molen over het algemeen meer wind vangen dan een lagere. Kies voor een windmolen die de stroomvraag van het bedrijf kan afdekken al is dat nog best een gepuzzel. Een windkaart is daarbij een handig hulpmiddel ter indicatie van het rendement op een precieze locatie. Op zo’n kaart is bijvoorbeeld te zien dat het in Overijssel fors minder waait dan langs de Waddenkust.
Toegestane ashoogte windmolen
Uiteraard moet je ook rekening houden met de plek van de windmolen op het bedrijf. Bedrijfsgebouwen kunnen een belemmering vormen op de hoeveelheid wind die een molen bereikt. Op de windkaart scoren de kustprovincies het hoogst met windsnelheden tot 8 meter per seconde. Juist in die provincies is een eigen windmolen vaak interessant. Door het gewicht van de windmolen en doordat de windmolen veel wind vangt, moet er een stevige fundering worden gelegd. Uiteraard mag de windmolen niet wegzakken of scheef komen te staan. Op sommige locaties zijn om die reden heipalen onder de molen noodzakelijk met daarop een gewapend betonnen blok, waarin de molen wordt geplaatst. Kleinere windmolens hebben een ashoogte van 15 tot 30 meter. Van belang is om te achterhalen welke ashoogtes in uw gemeente zijn toegestaan. De windmolen beslaat een grondoppervlak van ongeveer 10 vierkante meter. Maar houd er rekening mee dat je rondom de windmolen een ruime cirkel vrij moet houden. Je wilt niet dat een verreiker, heftruck of hoogwerker in aanraking komt met de wiek van de molen.
Programma van eisen
Bij de bepaling van de plaats van de windmolen op het erf moet ook de mogelijke overlast voor de omgeving en die voor de ondernemer zelf worden meegenomen. Want ook een kleine windmolen kan leiden tot geluidsoverlast, horizonvervuiling en slagschaduw: bewegende schaduw van wieken bij een laagstaande zon. Dit programma van eisen verlangt een goed uitgewerkt plan. Een andere belangrijk aandachtspunt bij de plaatsbepaling van de molen is om te achterhalen of een molen in het bestemmingsplan is toegestaan. Als dat het geval is, zal dat bestemmingsplan mede bepalend zijn voor de plek van de molen. Sommige gemeenten zijn bereid om flink eind met de ondernemers mee te denken. Soms mogen kleine windmolens zelfs net buiten het bouwblok staan. Andere gemeenten hanteren strengere regels wat de plaatsingslocatie betreft. Toch blijkt in de praktijk dat ook in strenge gemeentes vaak wel wat mogelijk is, er zijn voldoende voorstanders van deze vorm van duurzame energie. Blijkt er sprake van enige bewegingsruimte, dan is het zinvol om via een ontheffing of een bestemmingsplanprocedure toch fiat te krijgen voor de plaatsing van een molen.
Intern salderen
Zowel de Nederlandse overheid als de EU stimuleren duurzame energie. Voor bedrijven met een kleinverbruiksaansluiting is het mogelijk om een Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) aan te vragen. De subsidie voor kleinschalige windmolens bedraagt maximaal 66 euro per vierkante meter rotoroppervlakte. Daarnaast mogen kleinverbruikers nog intern salderen. Dit betekent dat je de stroom die je niet meteen nodig hebt, kan parkeren op het stroomnet. Later neem je die weer af, zonder dat je daarvoor transportkosten hoeft te betalen. Je wordt dus jaarlijks afgerekend op het totale jaarverbruik minus de totale jaarproductie. Deze 'parkeerregeling’ wordt na 2023 afgebouwd. Maar het is een misvatting om te denken dat daarmee alle voordelen van kleine windmolens ook verdwijnen. De markt verandert mee met deze ontwikkeling. Zo zijn er steeds meer bedrijven die werken aan innovaties om stroom op het bedrijf op te slaan of die werken aan andere slimme maatregelen.
Dit artikel is in aangepaste vorm overgenomen van LandbouwMechanisatie