In 2014 was het gemiddelde fosforgehalte in het aangelegde ruwvoer 2,1 g/kg droge stof voor maïs en 4,4 g/kg droge stof voor gras. Dat is respectievelijk 0,2 g/kg en 0,4 g/kg droge stof hoger dan het langjarig gemiddelde. In een gemiddeld rantsoen stijgt het fosfaatgehalte daardoor van 3,7 naar 4,0 g/kg droge stof. Door de stijging van het fosforgehalte in het rantsoen daalt het BEX-voordeel met 9%. Daarnaast zorgen aanpassingen in de forfaitaire normen voor een daling van het BEX-voordeel van 6%. Dat betekent een totaal verschil van 15%. Een bedrijf dat in 2014 een BEX-voordeel had van 15% zal dus naar verwachting in 2015 geen voordeel meer hebben.
Lager BEX-voordeel, minder koeien
Het tegenvallende BEX-voordeel in de prognoses veroorzaakt extra mestafzet. Met invoering van fosfaatrechten in 2016 zal een tegenvallend BEX-voordeel tevens betekenen dat er minder dieren gehouden mogen worden. Het is dus van belang om tijdig bij te sturen.
Dit kan onder andere door:
- fosfaatarm krachtvoer of fosfaatarme bijproducten te gebruiken;
- gebruik te maken van de fosfaatverrekening, waarbij eenmalig 20 kg fosfaat per hectare bouwland doorgeschoven mag worden naar het volgende jaar;
- toepassen van mestscheiding. Daarmee concentreer je met name fosfaat in de dikke factie en kun je stikstof uit dierlijke mest op het erf houden;
- de werkelijke gehaltes in de verantwoording van de mestvoorraad te gebruiken in plaats van de forfaitaire;
-bij verschillende fosfaatgehaltes in de graskuilen, indien passend in het rantsoen, de kuilen met de lagere fosfaatgehalte dit jaar voeren.
Bepaal samen met uw adviseur welke maatregelen voor u het meeste voordeel opleveren. Voor meer handvaten om het tegenvallende BEX-voordeel te compenseren of om de ontwikkeling van de fosfaatproductie in beeld te laten brengen neem contact op met een van onze rundveeadviseurs.