Nieuwsarchief
Akkerbouwer en veehouder moeten samen de vruchten plukken
“De grasproductie valt tegen nu ik die in grondruil met de akkerbouwer doe”, geeft de veehouder aan. “De pootaardappelen doen het niet goed na het scheuren van het grasland”, vertelt de akkerbouwer. Uitspraken die kunnen voorkomen vanuit landruil tussen melkveehouder en akkerbouwer. Communicatie is de belangrijkste voorwaarde voor succesvolle samenwerking.
De melkveehouder ging de samenwerking aan om zijn grondpositie en het teeltoppervlakte van ruwvoer te vergroten. De akkerbouwer wilde met tijdelijk grasland in de gewasrotatie het organische stofgehalte in de bodem verbeteren. Wat de melkveehouder zich niet realiseerde was dat de bodemvruchtbaarheid van een akker lager is. De akkerbouwer had zich niet gerealiseerd dat er zoveel stikstof vrijkomt na het scheuren van grasland dat het te veel was voor zijn pootaardappelen. Arnoud Bink, Adviseur Mest & Mineralen bij DLV Advies en Hans Moggré, Adviseur Akkerbouw Delphy, bezoeken samen Zeeuwse melkveehouders en akkerbouwers om hen voor te bereiden op de voorgenomen samenwerking.
Toekomstbestendige landbouw
Arnoud en Hans gaan in gesprek met akkerbouwers en melkveehouders die in meer of mindere mate gaan samenwerken binnen het project ‘Naar een toekomstbestendige landbouw in Zeeland. “Er leven veel vragen rondom inbreng van gronden, optimale teeltwisseling, organische stof en bodemstructuur, maximale gewasopbrengst, gewaskeuze en manier van beweiden. De antwoorden zijn niet zo gemakkelijk te geven”, zegt Arnoud. “Aan de keukentafel bij de betreffende ondernemers bespreken we hoe ze samen een optimaal bouwplan kunnen opstellen en uitvoeren. Dat er overeenstemming moet zijn over welke gewassen wanneer op welke plek en in welke hoeveelheid. En dat ze het eens moeten zijn over onkruidbestrijding, bemesting en het bemestingsmoment. Maar ook dat ze de kennis die ze hebben over hun percelen moeten uitwisselen, moeten aangeven of de gronden ingericht zijn voor beregening, druppelirrigatie of drainage en dat wet- en regelgeving zoals het mestbeleid, het Activiteitenbesluit gewassen telen en kwaliteitssystemen van invloed zijn.”
Bijkomend moeten de veehouder en akkerbouwer ook nog een cultuuromslag maken. Arnoud vergelijkt het met de omschakeling van gangbaar naar biologisch. “Je hebt te maken met een andere bedrijfsfilosofie, een andere bedrijfsvoering, waarop je je denken en de bedrijfsprocessen moet aanpassen. Het roer moet vaak om. Hoever het om moet, hangt af van de intensiteit van de samenwerking.”
Beweiden
“Het sterkst is om de gronden te behandelen alsof het om 1 bedrijf gaat”, geeft Arnoud aan. “Echter, heeft de veehouder gekozen voor beweiden, dan moet er een weide dicht bij de stal zijn. Ook de omvang van de veestapel bepaalt het areaal grasland dat de veehouder nodig heeft en daarmee het aantal beschikbare hectares voor akkerbouw. Bovendien stellen zuivelfabrieken vaak eisen aan het beweiden zoals minimaal 120 dagen per jaar 6 uur beweiden. Daar staat tegenover dat zowel de veehouder als de akkerbouwer voordeel hebben bij grasland. Er kan meer worden bemest als de veehouder derogatie heeft. Een akkerbouwer heeft zeker voordeel bij gewasrotatie bij gezamenlijk grondgebruik en de afspraak is dat er een x-tal hectare mais en een x-tal hectare gras moet inzaaien. Bijvoorbeeld als het mogelijk is overeenstemming te bereiken over de optimale benutting van de totale mestruimte.
Voorvrucht voor akkerbouwgewassen
Als inzichtelijk is hoeveel grond de melkveehouder nodig heeft om te voldoen aan derogatie en grondgebondenheid, komen de vergroeningsvoorwaarden van de akkerbouwer aan bod. Mais of gras in het bouwplan kan net dat extra gewas zijn voor de gewasdiversificatie. Gewassen als veldbonen, luzerne en grasklaver leggen stikstof vast in de bodem en zijn een goede voorvrucht voor akkerbouwgewassen. Daarnaast zorgen ze, net als gras, voor een hoger organisch stofgehalte en een rijk bodemleven. De biodiversiteit stimuleert de natuurlijke (bovengrondse) plaagbeheersing waardoor er minder gewasbescherming nodig is. Uiteraard speelt hier de omvang van het perceel een rol. Een zweefvlieg die de luizen moet bestrijden kan geen 20 hectare afleggen.
Mechanisatie
Door de samenwerking veehouder en akkerbouwer worden arbeid en werktuigen efficiënter ingezet. Er worden meer hectaren bewerkt en specifieke machines komen beter tot hun recht. Denk bijvoorbeeld aan de kruisbestuiving die ontstaat bij het toepassen van niet-kerende grondbewerking. In de akkerbouw is daar meer ervaring mee dan in de veehouderij.
Veehouder en akkerbouwer moeten het ook hebben over het voorkomen van bodemverdichting door machines. Afspraken over bandenspanning en -type en over de planning van werkzaamheden kan veel schade voorkomen. Beiden moeten zich realiseren dat berijden op grasland vaak intensiever is dan bij graan. Het gras wordt immers 5 tot 6 keer per jaar geoogst en meerdere keren bemest.
‘Naar een toekomstbestendige landbouw in Zeeland’
Voor meer informatie over samenwerking veehouderij-akkerbouw in Zeeland kunt u contact opnemen met Arnoud Bink.
Het project ‘Naar een toekomstbestendige landbouw in Zeeland’ richt zich, behalve op samenwerking tussen agrarisch ondernemers, ook op strokenteelt. Enkele akkerbouwers en de proefboerderij Rusthoeve voeren een praktijkonderzoek naar de problemen waar men in de uitvoering tegenaan loopt. Samenwerking op het gebied van strokenteelt tussen veehouderij en akkerbouw ligt nu nog niet voor de hand, hoewel er zeker kansen in de aard van de gewassen liggen. Uit onderzoek van WUR bleek bijvoorbeeld dat een combinatie van aardappel met grasklaver de ziektedruk van de phytophtora jaar op jaar afnam.
In het project nemen deel: Stichting Het Zeeuwse Landschap, Zeeuwse Milieufederatie (ZMf), Het Zeeuws Agrarisch Jongeren Kontakt (ZAJK), Agrarisch Innovatie en Kenniscentrum Rusthoeve en adviserende partijen Delphy en DLV advies. Het gaat om een driejarig project met financiële ondersteuning van de provincie Zeeland en het Europees landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO): Europa investeert in zijn platteland.