Nieuwsarchief
Bedrijfsefficiëntie via het voerspoor
Wat zijn toepasbare maatregelen om de bedrijfsvoering efficiënter te maken en ammoniakemissie te verminderen? DLV Advies heeft zich verdiept in het onderwerp ‘Voeren voor minder ammoniak’ door onderzoek te doen naar de ureumfokwaarde, de melkproductie en het economisch jaarresultaat. Ook door onderzoek te doen naar de relatie tussen het melkureum en de stikstofexcretie van melkvee.
Verband tussen melkureum en stikstofexcretie
Er is eerst getracht een verband aan te tonen tussen melkureum en stikstofexcretie. Hiervoor zijn gegevens van eerdere onderzoeken naar melkureum gebruikt. Daarna is er door een statistische analyse van 19 KringloopWijzers geprobeerd een verband aan te tonen tussen het ruw eiwitgehalte en melkureumgehalte. De rantsoenkenmerken van deze veehouders zijn vervolgens vergeleken met de berekende ammoniakemissie. Uiteindelijk zijn er op basis van de resultaten een aantal maatregelen geformuleerd waarmee de veehouders de ammoniakemissie kunnen reduceren.
Uit de resultaten bleek dat er een duidelijk verband is tussen het melkureumgehalte en de stikstofexcretie bij melkvee. Er was echter ook spreiding te zien tussen de bedrijven. Dit kan met verschillende dingen te maken hebben:
- De timing van melken en voeren kan zorgen voor pieken in het ureum.
- De invloed van drinkwateropname; een tekort aan water leidt tot een hoger ureum.
- Bij rantsoenen met een lager eiwit gaan koeien efficiënter om met ureum en scheiden ze dus minder uit.
- De invloed van het lichaamsgewicht, grotere en zwaardere koeien scheiden meer ureum uit via de melk.
Uit het onderzoek blijkt ook dat veehouders met een hogere ammoniakproductie een hoger aandeel vers- en kuilgras voeren. Daarnaast blijkt dat een hoger aandeel snijmaïs en krachtvoer bijdragen aan een lagere ammoniakemissie.
Verder is uit het onderzoek gebleken dat er geen significant verband was tussen het melkureumgehalte en het aandeel ruw eiwit in het rantsoen van de onderzochte bedrijven.
De berekende ammoniakproductie kan op twee manieren worden beperkt; het aanpakken van de bron en voorkomen dat de geproduceerde ammoniak kan vervluchtigen. Het aanpakken van de bron is een goed startpunt via het voermanagement. Door maatregelen te treffen is de benodigde reductie haalbaar.
Maatregelen met potentie
De maatregel met de meeste potentie is het verlagen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen. Door een verlaging naar 15% is een flinke reductie haalbaar van de ammoniakemissie. Deze maatregel is in de praktijk goed toepasbaar door bijvoorbeeld een later maaitijdstip of door droger in te kuilen. Daarnaast kan er door aanpassing van het aandeel snijmaïs in het rantsoen een lagere ruw eiwitgehalte worden gerealiseerd. Weidegang behoort ook tot de mogelijkheden die een reductie kan opleveren. Ammoniakemissie ontstaat namelijk op het moment dat vaste mest en urine met elkaar in contact komen. Bij weidegang is dit veel minder omdat de vaste mest en urine dan meer over het land verspreid worden en niet vermengen, zoals dat in een mestopslag wel gebeurt.
Het reduceren van de ammoniakemissie kan dus gepaard gaan met een betere benutting van de mineralen en een kostenbesparing voor de melkveehouder!
Het project “Verfijning rantsoenadvies voor minder ammoniak met gebruikmaking van fokwaarde ureumgehalte” wordt mede mogelijk gemaakt door de provincie Gelderland en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland.