Blog: Zoeken naar de balans

Publicatiedatum: 14-12-2018

2018 was voor de ruwvoerteelt zeker geen gangbaar jaar. Na een prima start in het voorjaar, was het vooral de droogte die voor een groot deel van het jaar beeldbepalend was.

Afgelopen augustus kwam de factsheet “effecten droogte en hitte op inkomens land- en tuinbouw” van Wageningen Economic Research. Ingeschat werd dat er 20 % minder gras en 35% minder snijmaïs per hectare geoogst zou worden. Omgerekend voor een gemiddeld melkveebedrijf bedrijf betekent dit volgens het rapport een inkomensachteruitgang van € 25.000.

CO2-footprint

Niet alleen de droogtegevoeligheid van een gewas, maar ook steeds meer andere factoren zullen bepalend zijn voor de toekomstige teelten op een melkveebedrijf. De CO2 footprint, 65% eiwit van eigen land, uitspoeling van stikstof, verlies van organische stof, minimaal 80% grasland voor de derogatie en het effect op de methaanuitstoot van de koeien zijn zomaar een paar zaken die je gedachten alle kanten doen opgaan als je een keuze zou moeten maken in het meer of minder telen van snijmaïs.

Deskundigen zijn het al wel eens over de manier waarop je snijmaïs zou moeten inpassen in je bouwplan. Continuteelt is geen optie meer. De normaliter hoge opbrengsten per hectare en de lagere methaanuitstoot van de koeien zijn gunstige effecten bij een hoger snijmaïs aandeel in het areaal. Maar ja, als je al een keer een stuk grasland wilt vernieuwen en dan kiest om de oude zode te scheuren en er daarna een jaar snijmaïs op teelt, dan is de “milieufout” aanzienlijk. Dus dan maar continuteelt? Nee, daar is vooral de daling van de organische stof het probleem.

60-20-20 principe

Deskundigen geven aan dat binnen de derogatie gewerkt moet worden volgens het 60-20-20- principe. 60% blijvend grasland, 20% snijmaïs en 20% gras-klaver. In dit bouwplan zitten de gras-klaver en de snijmaïs in een driejaarlijkse rotatie. Voordeel is dat de oude graszode zo lang mogelijk intact gehouden wordt waardoor vooral de negatieve effecten bij het scheuren wegvallen. Het scheuren van een driejarige zode geeft aanzienlijk minder verliezen. Daarnaast is er wel meer organische stof opbouw.

Toch denk ik dat vooral een voorwaarde als “65% eiwit van eigen land” meer bepalend zal zijn. Grotere bedrijven, die intensiever worden, zullen steeds meer kiezen om het aandeel grasland in hun beschikbare areaal te vergroten, dus voorbij de 80-20 eis. Het aangekochte ruwvoer of bijproduct zal steeds meer een product zijn waarin vooral energie zit en minder eiwit.

Zoektocht

Het zal een zoektocht blijven naar de juiste balans. Enerzijds pleit de eiwitverspilling bij grote hoeveelheden gras en de hoge opbrengsten van snijmaïs juist voor meer snijmaïs. Anderzijds pleiten de negatieve effecten van de snijmaïsteelt op de bodemvruchtbaarheid en de benodigde extra eiwitaankoop voor minder snijmaïs in een bouwplan.

Dat mais en gras een prima basis zijn voor de koe, daar twijfelt niemand aan. Als we er zelf niet uitkomen doordat het lastig is om alle tegenstrijdigheden tegen elkaar weggestreept te krijgen, stel ik voor dat de koe “leidend” zal zijn in de keuze voor meer of minder snijmaïs.

Deze blog van Herrold Lammertink is op 11 december verschenen in Boerderij.

Monomestvergisting kansrijk, maar dringend behoefte aan meer beleidsruimte
BoerenPerspectief ondersteunt boeren die blijven boeren
Rechter bepaalt: intern salderen afgelopen 5 jaar alsnog vergunningplichtig
Stoppen met couperen van varkensstaarten: Samen naar een toekomstbestendige varkenshouderij
Landelijke basis voor provinciale opkoopregelingen
Gelderland volgt Noord-Brabant met intrekken latente stikstofruimte
Van co-vergister naar groengasinstallatie: Ervaringen van familie Ubbels
Vergisting: ‘binnen enkele jaren los met de eerste clusters’
Plannen voor privéstal uitgegroeid tot luxe trainingsaccommodatie