Nieuwsarchief
Een veehouderij zonder drijfmest: kan dat?
Om emissies te voorkomen wordt al jaren gewerkt aan systemen om mest en urine uit elkaar te houden. Nu wordt gesproken over een verbod op drijfmest. Welke alternatieven zijn beschikbaar voor de veehouder? “Het is zeker mogelijk om stallen te bouwen met bronscheiding. Maar stallen ombouwen is duur en veel nieuwe stallen komen er niet bij”, zegt Harm Wientjes, projectaccountmanager bij DLV Advies.
Het bericht begin juni dat de commissie-Remkes drijfmest binnen tien jaar afgeschaft wil zien, wekte tot verbazing bij velen. Dat de adviseur voor het stikstofbeleid drijfmest in de ban doet, komt vanwege de vorming van ammoniak door het mengen van mest en urine. Hoe meer ureum in de urine, hoe groter de kans op ammoniak. De huidige emissiearme stalsystemen zijn er op gebaseerd om dat zo veel mogelijk te voorkomen.
Drijfmest gemeengoed
De huidige varkens- en melkveehouderij is zonder drijfmest nauwelijks denkbaar. Het systeem van gezamenlijke opslag van urine en mest onder de roosters heeft vanaf de jaren zestig snel opgang gemaakt. Het is een eenvoudig putsysteem met weinig techniek. In de loop van de jaren is de hele mestlogistiek, -plaatsing en -bewerking erop afgestemd.
Nadelen drijfmest
Toch zijn de nadelen van drijfmest ook in de sector niet onbekend. Een belangrijke is de vorming van ammoniak en (giftige) gassen, wat nadelig of zelfs gevaarlijk kan zijn voor mens en dier. Het beïnvloedt het stalklimaat ook negatief. Dat is één van de redenen dat met name in de varkenssector wordt gezocht naar emissie-reductiesystemen in de stal in plaats van een luchtwasser. Kortom bron- in plaats van end-of-pipe-oplossingen.
Verder gaan door drijfmest de specifieke bemestingskwaliteiten van mest en urine verloren en zijn er minder mogelijkheden om met precisie de twee meststromen te bemesten of te verwerken. Bekend is dat een biovergister vele malen efficiënter draait op dagverse dikke fractie dan op drijfmest.
Toch is het de vraag of van drijfmest afgaan de enige oplossing is voor de sector. Er wordt door criticasters gewezen op dat het doel, namelijk vermindering van emissies, ook op andere manieren kan worden verkregen dan het volledig in de ban doen van drijfmest.
Emissiearme systemen scheiden mest en urine
In Nederland zijn er wel tientallen emissiearme systemen waarbij de twee hoofdbestanddelen zo min mogelijk contact met elkaar maken. Dat is vaak in combinatie met een kleinere emitterende oppervlakte en het sturen van het mestgedrag.
Het compleet scheiden van de stromen gebeurt vooral kleinschalig en in experimentele stallen. Voor zowel de varkens- als de melkveehouderij zijn er enkele systemen en is er nog wat in ontwikkeling.
Naast het verbeteren van bestaande emissiearme systemen en nieuwe innovaties vormen ook systemen met een organische bodem een alternatief voor drijfmest. Deze hebben eigen voor- en nadelen (meer arbeid, minder stuurbaar), maar zijn wel goed voor het dierenwelzijn en deelname aan (toekomstige) concepten.
Een belangrijk aspect in deze zoektocht zijn de kosten, die wel hoger zijn. Installaties maken het duurder, en daar komen nog exploitatiekosten bij. Volgens sommigen zijn systemen wel terug te verdienen als veehouders erin slagen om mestsoorten beter te verwaarden.
Ombouwen is duur
De vraag is of het zou lukken om binnen tien jaar voldoende goedwerkende systemen voor primaire scheiding op de markt te hebben. Jos de Groot, directeur bij DLV Advies, verwacht dat het bij nieuwbouw over tien jaar wel mogelijk is. “Maar in bestaande stallen wordt het lastig, met name bij vleesvarkens en dragende zeugen.” Dat er met deze systemen meer techniek in de put komt, is voor Jos niet per se een bezwaar.
“Nieuwe technieken zijn veel beter dan die vroeger werden gebruikt. En de technische ontwikkeling gaat ook door.” Los van de mogelijkheden, benadrukt hij dat er ook andere methoden zijn om emissie te beperken en andere mestsoorten te maken.
Zijn rundveecollega Harm Wientjes schetst hetzelfde beeld voor rundveestallen. “Het is zeker mogelijk om stallen te bouwen met bronscheiding. Maar stallen ombouwen is duur en veel nieuwe stallen komen er niet bij.” Harm vindt dat dagontmesting en direct scheiden hetzelfde resultaat kan leveren en beter toepasbaar is op bestaande stallen. “Daarbij is er ook geen kapitaalvernietiging als de huidige kelders benut blijven. Er is toch zeven maanden mestopslag nodig.”
Drijfmest past nog
De mestafzet is een apart aspect van de discussie rondom primaire scheiding. Voorstanders benadrukken dat twee mestsoorten beter aansluiten bij vragen uit de markt. Dikke en dunne fractie zijn rechtstreeks te gebruiken of kunnen verder worden bewerkt.
De urinefractie zou een goede vloeibare meststof kunnen zijn, maar heeft geen status als kunstmestvervanger. Daarvoor eist de EU onder andere dat de meststof op gecontroleerde wijze is geproduceerd en voor meer dan 90% anorganisch gebonden stikstof bevat. Dat lijkt wel mogelijk.
In discussies rondom kringloop- en precisielandbouw wordt gesteld dat de akkerbouwsector zit te wachten op nieuwe meststromen. Het is een beeld dat niet iedereen deelt. Akkerbouwers kunnen nog goed met drijfmest uit de voeten, volgens experts in de sector. Er zijn verschillende mestsoorten en door eventueel te mengen krijgen ze een organische bemesting die goed past bij de tijd van het jaar en het gewas. Belangrijk is dat er binnen het fosfaatplafond voldoende organische stof meekomt. Hoe dan ook, de ontwikkeling van nieuwe meststromen moet in goed overleg gaan met de akkerbouwsector.
Dit artikel is in aangepaste vorm overgenomen van de publicatie in Boerderij.