Nieuwsarchief
Elke stal in Brabant emissiearm
Veehouders in Noord-Brabant moeten alle stallen emissiearm maken. Vooral voor jongvee is dat lastig, zeker in een oude ligboxenstal. De impact en de kosten hangen van de bedrijfssituatie af. Een tijdige meerjarenplanning helpt.
2017: fosfaatreductie en verordeningen
Voor de Noord-Brabantse melkveehouderij stond 2017 niet alleen in het teken van fosfaatreductie maar ook van aangescherpte provinciale regelgeving. Brabantse melkveehouders kregen medio vorig jaar te maken met aanpassingen in twee verordeningen: de Verordening ruimte en de Verordening natuurbescherming. De eerste gaat onder andere over mestverwerking, grondgebondenheid, oppervlakte bouwblokken en dialoog met de omgeving bij uitbreiding van het bedrijf. De tweede heeft met name betrekking op verlagen van de uitstoot van ammoniak. Volgens die verordening moeten alle stallen ouder dan 20 jaar aan lagere emissienormen voldoen. De emissie wordt afgebouwd naar een maximaal niveau in 2028. Voor beweiding wordt dat 6,0 kilo ammoniak per plaats per jaar; voor opstallen 4,0 kilo. Van het huidige aanbod emissiearme systemen zijn bij beweiden straks nog enkele systemen bruikbaar; bij opstallen uiteindelijk geen.
Deze verordeningen hebben voor melkveehouders een grote impact. De Verordening Ruimte brengt extra kosten mee en de beperkingen vallen voor de meeste bedrijven wel mee, mits ze niet in specifieke gebieden liggen. De Verordening natuurbescherming zorgt voor meer problemen. Emissiearm maken van bestaande stallen is in theorie altijd mogelijk, maar er hangt een prijskaartje aan. Bovendien is het tot nu toe kiezen tussen een emissiearme vloer of een luchtwasser, en beide hebben nadelen.
Maken meerjarenplanning
Eric Pijnappels, projectleider bouw rundvee bij DLV Advies, raadt veehouders aan vooruit te denken. Pijnappels schat dat 70 tot 80% van de veehouders iets zal moeten doen aan hun stallen. “Met een strategisch bedrijfsplan kunnen veehouders tijdig bijsturen.” Hij ziet geen fundamentele verschillen tussen kleine en grote melkveebedrijven. “Op kleine bedrijven kan de impact van de investering wel groter zijn.” De adviseur ziet dat vooral de bedrijven die de afgelopen jaren een nieuwe stal hebben gebouwd, het jongvee in veel gevallen in de voormalige ligboxenstal hebben geplaatst. “De nieuwe stal voldoet bij die bedrijven vaak wel aan de normen. Het probleem is de jongveestal.” Overigens is er ook een grote categorie met stallen van pakweg vijf tot tien jaar oud met wel emissiebeperking maar te weinig voor de huidige normen. Het emissiearm maken van een oude ligboxenstal is vaak lastig, zeker voor het installeren van een mestschuif. Veel stallen zijn bovendien in loop van de tijd verlengd wat het nog complexer maakt. Daar komt bij dat de meeste vloeren niet voor jongvee zijn geschikt, wat een slechte mestdoorlaat en beloopbaarheid geeft. Nieuwbouw is daarom soms een betere optie. “Maar ook dan geldt: het moet passen in de langetermijnvisie van de ondernemer.”
Verlagen aantal dieren
Als aanpassen van de stal niet mogelijk of te duur is, is het verlagen van het aantal dieren op de vergunning. Alleen de plaatsen waar vee staat, moet de veehouder dan aanpassen. Het meest voor de hand liggend is het elders laten opfokken van jongvee, zeker als het juist de jongveestal is die nog moet worden aangepast. In Brabant zal dat lastig worden; het is zeer onwaarschijnlijk dat alle jongveeopfokkers nog investeringen doen in hun stallen. De druk op de markt van externe jongveeopfok is al hoog door de fosfaatmaatregelen en zal alleen maar toenemen. Het zoeken van opfok buiten de provincie of een tweede locatie in de regio kopen of huren is ook een mogelijkheid volgens Vic Boeren, manager rundvee bij DLV Advies.
Ook het verminderen van het aantal koeien is een optie. “In de strategische planning moet een ondernemer zich afvragen wat het beste past. Het is bekend dat op intensieve bedrijven de laatste koeien relatief een lager rendement opleveren”, aldus Boeren. Naast de financiële slagkracht van het bedrijf spelen aspecten als ambitie en wel of geen opvolger een rol. Ook de locatie is een factor, met name de afstand tot een Natura2000-gebied. Op bedrijven met weinig ontwikkelingsruimte is het behoud van het aantal dieren, zowel koeien als stuks jongvee, waarschijnlijk belangrijker.
Investeringsplannen bijstellen
De strengere regels gaan effect krijgen op de kostprijsontwikkeling. Toch wijst Boeren op de verschillen tussen bedrijven. “De gevolgen hangen vooral af van de mate waarin de komende jaren nog meer geld nodig is, zoals voor aankoop van fosfaatrechten of vervangingsinvesteringen. Dan moet die financiële ruimte er wel zijn.” Een deel van de bedrijven zal hun investeringsplannen bijstellen en keuzes moeten maken waarin te investeren. Veel hangt volgens Boeren af van de kasstroom op een bedrijf. “Het rendement per kilo melk of fosfaat is steeds meer bepalend voor de lange termijn.”
Boeren verwacht dat de maatregelen zeker bijdragen aan meer stoppers in de provincie. Aan de andere kant gaat een deel van de blijvers en groeiers nog efficiënter werken. Bedrijven worden verplicht versneld keuzes te maken. Voor de bedrijven die vanaf 2015 fors hebben uitgebreid ziet Boeren meer negatieve impact op de kostprijsontwikkeling van de fosfaatmaatregelen dan van de Brabantse verordening. “Dat neemt niet weg dat op individuele bedrijven de negatieve gevolgen groot kunnen zijn. Deze onvoorziene investering komt bovenop kosten voor fosfaatrechten of minder kasstroom door minder melkvee als gevolg van fosfaatreductie."
Lees het volledige artikel in Melkvee 100 Plus (januari 2018).