Nieuwsarchief
Fokken en voeren op ureum
De verschillen in ureumgehalten in de melk tussen bedrijven zijn groot, zo blijkt uit melkonderzoek bij deelnemers van het praktijknetwerk 'Voeren voor minder ammoniak'. Deze verschillen zijn te verklaren door erfelijke verschillen en andere factoren als eiwitgehalte in het rantsoen.
Ureum verlagen door rantsoenaanpassingen
Het ruw eiwitniveau en de keuze van bestanddelen in het rantsoen hebben invloed op het ureumgehalte in de melk. Door meer sturing op stikstofbenutting in het rantsoen wordt een bijdrage geleverd aan een lager ureumgehalte. Sinds 2015 mogen bedrijven, met een gemiddeld tankmelkureumgehalte van 19 of lager, in de 3 voorgaande jaren rekenen met een 10% lagere ammoniakemissie voor hun bedrijf. Toch wordt hier nog niet veel gebruik van gemaakt. “De ervaring binnen het praktijknetwerk is dat veel melkveehouders dit doel nog niet nastreven, zij hebben dit nog niet nodig voor hun verdere bedrijfsontwikkeling,” zo zegt Marc Strikkeling, netwerkbegeleider van het praktijknetwerk.
Fokwaarden ureumgehaltes
De erfelijkheidsgraad van ureum in de melk is 30%. Dat betekent dat 30% van de verschillen in ureum te verklaren is door verschillen in genetische aanleg. De overige 70% wordt verklaard door externe omstandigheden (voeding, tijd van het jaar etc.). CRV heeft van de 2000 koeien van de deelnemers in het praktijknetwerk de fokwaarden voor het ureumgehalte berekend. In de berekening van de fokwaarden is de erfelijke aanleg van de vader en moeder van de koe meegenomen en de werkelijke prestaties, gemeten in de MPR, na correctie van jaar en managementinvloeden.
De erfelijkheid voor het ureumgehalte wordt voor 60% doorgegeven aan de volgende generatie. Belangrijk daarbij is dat het ureumgehalte niet gecorreleerd is aan de gehaltes in de melk en de productie van het dier.
Voor de fokwaarde ureum wordt momenteel de basis gevormd door de Nederlandse koeien geboren in 2010. Deze koeien hadden een gemiddeld ureumgehalte van 20. De berekende fokwaarden voor het ureumgehalte van de 2000 koeien variëren tussen -4 en +5 t.o.v. het gemiddelde ureumgehalte van 20, zo zocht DLV Advies uit. Een negatief getal betekent een verlaging, een positief getal een verhoging.
Praktische toepassing van fokwaarde ureumgehalte
In het praktijknetwerk wordt nu verder gekeken naar de toepassingsmogelijkheden van de ureumfokwaarden voor de fokkerij, selectie en rantsoenberekening. Met de deelnemers wordt gezocht naar verbanden tussen de fokwaarden, de afstamming en het bedrijfsmanagement. “Daarbij kijken we ook naar de verschillen tussen bedrijven en andere resultaten op het bedrijf: tankmelkureum, maar ook eiwitbenutting,” zo geeft Marc Strikkeling aan. Daarmee willen we inzicht krijgen waar de verschillen zitten op het bedrijf en tussen bedrijven, waardoor deze ontstaan, en wat we met de verkregen informatie kunnen voor het bedrijfsmanagement.
Meer informatie
Voor meer informatie over fokken en voeren op ureum, neem contact op met Marc Strikkeling, 06 83 90 51 00 / m.strikkeling@dlvadvies.nl, netwerkbegeleider praktijknetwerk 'Voeren voor minder ammoniak'.