Fosfaatreductieplan niet halen prijzig

Publicatiedatum: 21-02-2017

Het fosfaatreductieplan kwam vrijdag 17 februari officieel naar buiten via de Staatscourant. Melkveehouders kunnen daarmee aan de slag om te kijken wat ze gaan doen met het fosfaatreductieplan. Melkveehouders die te veel koeien houden volgens het fosfaatreductieplan moeten hiervoor maandelijks € 240 per GVE dat te veel wordt gehouden betalen. Melkveehouders moeten goed opletten aan welke referentie zij moeten voldoen, omdat de boetes per referentie verschillen. Een uiteenzetting over deze ministeriële regeling. 

Reductie in periodes van twee maanden

Bedrijven die voldoende dieren afvoeren volgens hun GVE-referentie, hoeven geen heffing te betalen. Bedrijven die wel aan hun maandelijkse reductiedoelstelling voldoen, maar nog wel meer dieren hebben dan hun referentie-aantal, moeten een solidarteitsheffing betalen voor de nog te veel gehouden dieren. Deze bedraagt € 56 per GVE per maand, ofwel € 0,007 per kilo melk. 
Het fosfaatreductieplan gaat per 1 maart in. In vijf periodes van twee maanden moeten melkveehouders hun veestapel stapsgewijs terugbrengen naar het niveau op 2 juli 2015 of 2 juli 2015 minus 4% voor niet-grondgebonden bedrijven.

Ook voor runderen op niet-melkproducerende bedrijven

In het fosfaatreductieplan moeten melkveehouders in de eerste periode 5% van hun veestapel op basis van het aantal geregistreerde GVE’s op 1 oktober 2016 afvoeren. Dat kan door runderen, tenminste eenmaal gekalfd, (1 GVE per dier), vrouwelijk rundvee van 0 tot 1 jaar (0,23 GVE) of vrouwelijk rundvee van 1 jaar of ouder nog niet gekalfd (0,53 GVE) af te voeren. Alle GVE’s die sinds 1 oktober 2016 zijn aangevoerd, moeten sowieso worden afgevoerd van het bedrijf. De regeling geldt ook voor niet-melkleverende bedrijven. Voor deze bedrijven wordt gekeken naar het aantal geregistreerde GVE’s op 15 december 2016 in plaats van op 2 juli 2015. Toen werd pas formeel duidelijk dat de regeling ook voor deze bedrijven geldt.

Zuivel int de heffing

De fosfaatreductie gaat via vijf periodes van twee maanden. In de eerste periode maart-april is het verminderingspercentage 5, in mei-juni bedraagt dit 10%. In de derde periode (juli-augustus) wordt het verminderingspercentage vastgesteld op minimaal 10 en maximaal 20, afhankelijk van het resultaat van de eerdere rondes. In de vierde en vijfde ronde kan dit percentage oplopen tot maximaal 40. Het verminderingspercentage wordt nooit minder dan voorafgaande perioden. 
April dubbele heffing
Voor de maand maart worden nog geen heffingen berekend, daarvoor in de plaats wordt in april een dubbele heffing geheven van € 480 per boventallig GVE bij bedrijven die minder dieren afvoeren dan hun doelstelling of een solidariteitsheffing van € 112 per boventallig GVE. Uitvoerder ZuivelNL zal eind maart wel een overzicht naar melkveehouders sturen met daarin de heffingen die gelden bij de veestapel zoals ze die op dat moment hebben.

Bonus

Melk-producerendebedrijven die meer vee afvoeren dan ze volgens de regeling moeten, ontvangen een bonus per koe per maand die extra wordt afgevoerd t.o.v. het referentieaantal. Hierbij geldt een maximum tot 10% daling t.o.v. het referentieaantal.  De hoogte van de bonus bedraagt in periode 1 tot en met 3 maximaal € 60 per GVE per maand en in periode 4 en 5 maximaal € 150 per GVE per maand. Dit bedrag kan naar beneden worden bijgesteld als er niet genoeg geld is binnen gekomen uit de betaalde heffingen. Stoppers vallen vanaf het moment dat ze geen melk meer leveren niet meer onder het bonussysteem.

Correctie voor uitgeschaard vee

Bedrijven die kunnen aantonen dat ze op 2 juli 2015 dieren hadden uitgeschaard, kunnen verzoek doen om hun referentie aan te passen. De dieren moeten dan wel in 2015 zijn afgevoerd en weer aangevoerd op het bedrijf én de inschaarder moet akkoord zijn met het verhogen van het referentieaantal en evt. doelstellingsaantal..
Niet melk-producerende bedrijven 
Bedrijven die geen melkproduceren en die sinds 15 december 2016 niet meer dan twee runderen hebben aangevoerd worden vrijgesteld van het fosfaatreductieplan. Hiermee worden onder andere vleesveebedrijven met een gesloten bedrijfsvoering ontzien van de fosfaatreductie. 

Grondgebondenheid

Een grondgebonden bedrijf is een bedrijf waarvan de productie van dierlijke meststoffen door runderen in kilogrammen fosfaat in het kalenderjaar 2015, verminderd met de fosfaatruimte in dat jaar, negatief of nul is, waarbij wordt uitgegaan van een excretieforfait van 9,6 kilogram fosfaat voor een vrouwelijk rund van 0 tot 1 jaar, 21,9 kilogram fosfaat voor een vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd en 41,3 kilogram fosfaat voor een rund dat ten minste eenmaal heeft gekalfd en de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond de hoeveel grond is zoals die blijkt uit de gegevens opgegeven via de Regeling landbouwtelling en Gecombineerde opgave 2015.

De punten op een rij

Nog even een duidelijke opsomming met de belangrijkste punten uit het fosfaatreductieplan:
•    Referentieaantal: aantal runderen op 2 juli 2015 minus 4 procent(voor niet-grondgebonden bedrijven)
•    Doelstellingsaantal: aantal runderen op 1 oktober 2016, nooit lager dan referentieaantal, min de beoogde daling per periode
•    Periode 1: maart en april 2017, 5 procent voor elke maand
•    Periode 2: mei en juni 2017, 10 procent voor elke maand
•    Periode 3: juli en augustus 2017, maximaal 20 procent voor elke maand
•    Periode 4: september en oktober 2017, maximaal 40 procent
•    Periode 5: november en december 2017, maximaal 40 procent
•    Boete niet halen doelstelling 240 euro per GVE, in april eenmalig 480 euro, doordat maart te kort dag is
•    Boete niet halen referentie 56 euro per GVE
•    Beloning behalen referentie: perioden 2 en 3 60 euro per GVE, perioden 4 en 5 150 euro (alleen voor melk producerende bedrijven)
•    Voor grondgebondenbedrijven geldt niet de korting van 4 procent op referentie 2 juli 2015, wel geldt ook voor deze bedrijven dat ze terug moeten naar de omvang van de kudde op 2 juli 2015. De doelstellingsboete is daarom van toepassing
•    Een grondgebondenbedrijf: productie van dierlijke meststoffen door runderen in 2015 verminderd met fosfaatruimte levert een waarde op van 0 of minder. Voor vrouwelijk rund van 0 - 1 jaar geldt 9,6 kilogram fosfaat, voor vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder, maar wat nog niet gekalfd heeft 21,9 kilogram fosfaat en voor een rund wat gekalfd heeft geldt 41,3 kilogram fosfaat. Onder grond wordt het oppervlakte meegenomen wat bij het bedrijf hoort op basis van de gecombineerde opgave 2015 en de landbouwtelling
•    GVE: vrouwelijk rund van 0 tot 1 jaar 0,23 GVE, vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder en tenminste 1 keer gekalfd 0,53 GVE en runderen tenminste eenmaal gekalfd  1 GVE
•    Ingangsdatum: 1 maart 2017

Fosfaatreductierekenprogramma en GVE-reductie monitoring

Het fosfaatreductieprogramma van DLV Advies is bijgewerkt aan de hand van de punten in deze regeling. Zowel melk producerende als niet melk-producerende bedrijven kunnen de gevolgen van deze regeling voor hun bedrijf hiermee helder in beeld brengen. Om de juiste aantallen GVE's op uw bedrijf te houden, kunt u DLV Advies uw GVE's laten monitoren. Neem voor meer informatie over het fosfaatreductierekenprogramma contact op met Janneke Straver. Of neem voor meer informatie rondom fosfaatrechten contact op met Vic Boeren of Niek Groot Wassink. Wilt u uw GVE's laten monitoren door ons? Klik dan hier. 

Monomestvergisting kansrijk, maar dringend behoefte aan meer beleidsruimte
BoerenPerspectief ondersteunt boeren die blijven boeren
Rechter bepaalt: intern salderen afgelopen 5 jaar alsnog vergunningplichtig
Stoppen met couperen van varkensstaarten: Samen naar een toekomstbestendige varkenshouderij
Landelijke basis voor provinciale opkoopregelingen
Gelderland volgt Noord-Brabant met intrekken latente stikstofruimte
Van co-vergister naar groengasinstallatie: Ervaringen van familie Ubbels
Vergisting: ‘binnen enkele jaren los met de eerste clusters’
Plannen voor privéstal uitgegroeid tot luxe trainingsaccommodatie