Nieuwsarchief
Goede stikstofbenutting in maïs
Stikstof die vastgelegd is in een oude graszode of in de wortels en het blad van een groenbemester komt langzaam beschikbaar na onderwerken. Werk daarom de groenbemester onder zodra de bodem geschikt is voor grondbewerking. Dit zou bij voorkeur voor 1 april gebeurd moeten zijn. In de Adviesbasis Bemesting van de CBGV (Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen is een initiatief van LTO-Nederland) zijn hierover adviezen te vinden.
Stikstofwerking
Stikstof in wortels en blad van een groenbemester of in een graszode is gebonden in organisch materiaal. Door vertering komt deze stikstof na vernietigen geleidelijk vrij door middel van mineralisatie voor het volggewas. Als vernietigen van de groenbemester te laat gebeurt, en er bij gras bijvoorbeeld eerst een snede geoogst wordt, komt deze stikstof te laat vrij voor de mais. Voor een goede teelt en opbrengst moet dan meer worden bemest. Bovendien gaat door het later vrijkomen van stikstof een groter deel verloren naar het grondwater. Bij goed vernietigen worden in ieder geval de boven- en ondergrondse delen van elkaar losgesneden zodat de plant ook echt dood gaat.
Reken met stikstofnalevering uit vanggewas of gescheurd grasland
Per 10 centimeter lengte van het vanggewas is een besparing mogelijk van 20 kilogram N per hectare. Een oude graszode levert minimaa een besparing van 100 kilogram N per hectare op. Zie daarvoor het bestaande officiële bemestingsadvies. Een belangrijke voorwaarde is het ‘oude’ gewas in maart te scheuren of te vernietigen om op tijd de stikstof beschikbaar te laten komen als de maisplant dat nodig heeft. Bovendien voorkom je zo dat de groenbemester een deel van de vochtvoorraad van de mais gebruikt. Laat ondergewerkte groenbemesters vergroten het risico op droogteschade in mais, zeker op de droge zandgronden. Albert Jan Bos, adviseur rundvee bij DLV Advies, liet op de laatste themadag zien hoe je schonere en beter mais verbouwt.
Let op bij mest uitrijden op maisland
Op gescheurd grasland is waarschijnlijk helemaal geen dierlijke mest nodig. Ervaring op KTC De Marke is dat op praktijkpercelen geen effect is te meten van een aanvullende N-bemesting op de N-opbrengst van mais op gescheurd grasland. Alleen een kleine startgift in de rij was daar nog wenselijk. Voor de praktijk is daarom terughoudend bemesten op gescheurd grasland gewenst. Er is veel meer mogelijk dan we vaak denken. Op alle andere percelen is drijfmest vaak een goede basis. Waar mogelijk is in de rij dierlijke mest toedienen de beste keuze voor een hoge nutriëntwerking. Gezien de natte omstandigheden tot half maart is dit jaar het voorkomen van structuurschade het allerbelangrijkste voor een goede teelt en een goede meststofbenutting.
Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Albert-Jan Bos.