Nieuwsarchief
Grond uitruilen met akkerbouwer
Welke mogelijkheden liggen er voor melkveehouders om grond uit te ruilen met akkerbouwers? En wat betekent het voor de bodemkwaliteit? Negen Groningse melkveehouders van de studieclub Bodemmanagement, begeleidt door DLV Advies, togen naar een akkerbouwbedrijf in Westeremden om zich hierin te verdiepen. Duidelijk werd dat win-winsituaties niet voor het oprapen liggen.
In het noorden van het land draait sinds anderhalf jaar een studieclub met tien melkveehouders, die onder leiding van specialist Ap van der Bas van DLV Advies probeert de gezamenlijke kennis rondom bodemmanagement te vergroten. Eind februari komt de groep bij elkaar op het akkerbouwbedrijf van Hilko Bos in Westeremden (GR). Akkerbouwvoorlichter Klaas Froma van Delphy – sinds 1 januari de nieuwe naam van DLV Plant – is gastspreker deze middag.
Samenwerking akkerbouwers en veehouders
"Hier in de regio wordt er redelijk veel samengewerkt tussen akkerbouwers en veehouders”, stelt Froma. Vervolgens snijdt de Groninger hét thema aan waar het bij akkerbouwers om draait: organische stof. "Fosfaat, stikstof en kali zijn ook belangrijk voor de bodemkwaliteit, maar de aanvoer van organische stof staat op de eerste plaats.” Dat akkerbouwers zo gefixeerd zijn op organische stof (OS) is het gevolg van de achteruitgang van de bodemkwaliteit, legt Froma uit. Vroeger waren er veel meer gemengde bedrijven met veehouderij en akkerbouw. De stalmest van het vee werd op het land gebracht. De bodemproblemen zijn ontstaan door de ontwikkeling van akkerbouwgewassen die steeds hogere opbrengsten gaven en daardoor ook meer organische stof aan de bodem onttrokken. Dat gebeurde in combinatie met de opkomst van stikstofkunstmest, wat in eerste instantie de achteruitgang van het gehalte organische stof in de bodem nog enigszins wist te camoufleren. Inmiddels zijn sommige akkerbouwgronden nagenoeg ‘dood’ als het om organische stof gaat. Akkerbouwers krijgen problemen met de waterberging, water wordt moeilijker afgevoerd, bodems verslempen. Klei wordt door het gebrek aan organische stof zo zwaar en dicht, dat het niet meer van de risters van de ploeg af komt.
Vraag naar aardappelland bij veehouders
Bij akkerbouwers blijkt dus veel vraag naar schone grond voor aardappelland bij veehouders. "Als veehouder wil je graag dat de akkerbouwer voor jou maïs teelt, terwijl de akkerbouwer het liefst gras teelt, ook voor de bodemkwaliteit. Veel gehoord argument is dat voor het aardappelgeld ook gewoon maïs gekocht kan worden. Op dat vlak moeten akkerbouwers en melkveehouders elkaar dus meer proberen te vinden. De mogelijkheden zijn er wel, maar je moet wel met elkaar in gesprek. Voor de melkveehouder betekent 'gras bij de akkerbouwer' meer ruimte voor mestafzet. Bovendien kan de akkerbouwer voor de melkveehouder voor een jaar hoogwaardig nieuw grasras inzaaien. En de melkveehouder kan de teelt van aardappelen doen op die percelen waar hij toch het grasland wil vernieuwen."
Maar al zou een veehouder best bereid zijn om zijn land aan een akkerbouwer te verhuren - het moet wel kúnnen. In sommige gebieden is bijvoorbeeld de zware klei ongeschikt voor aardappelteelt. En als het te nat is om te rooien wordt het gras ook weer later ingezaaid. "Het moet natuurlijk maar net passen, je kan ook denken in andere mogelijkheden zoals uiten of andere niet-rooivruchten."
Aan het einde van de middag zijn de melkveehouders heel wat wijzer geworden. Uitruilen van grond met een akkerbouwer kán, maar het moet wel allemaal passen. Lees hier het complete artikel zoals geplaatst in Melkvee. Hierin staan de reacties van de melkveehouders tijdens deze bijeenkomst.