Nieuwsarchief
Integratie op varkensbedrijf niet zomaar succes
Met integratie op het eigen bedrijf kunnen varkenshouders activiteiten in eigen beheer doen. De voordelen moeten meer dan financieel zijn. Varkenshouders die met nieuwe activiteiten op hun bedrijf beginnen is geen nieuw fenomeen. Denk aan het maken van voer, fokgelten, sperma, de afzet van biggen en vleesvarkens of het verwerken van mest. Ook kiezen zeugenbedrijven er soms voor om biggen af te gaan mesten, terwijl vleesvarkenshouders zelf biggen gaan produceren. In feite integreren deze bedrijven een stuk van de varkensketen op hun eigen bedrijf. Jan Pijnenburg geeft zijn visie over dit onderwerp aan Boerderij.
Wettelijke beperkingen
Dit staat nu in een andere context dan vroeger omdat de ontwikkelingsmogelijkheden veranderd zijn. Tot een paar jaar terug lag de focus vooral op groei en specialisatie. Door wettelijke beperkingen en een optimum in omvang is uitbreiden in aantallen niet meer vanzelfsprekend. Daarvoor in de plaats komen optimalisatie binnen de huidige varkensstapel of men neemt andere activiteiten erbij. Dat wordt versterkt doordat produceren in ketens en concepten meer gemeengoed is geworden.
Op kosten besparen
In de tabel op Boerderij.nl staat een aantal opties genoemd die varkenshouders hebben waaronder voer maken, eigen fokkerij, bedrijfs-ki, biggen produceren en biggen afmesten. Elke keuze voor integratie heeft voor- en nadelen. Het past bij het ene bedrijf of onder bepaalde omstandigheden beter dan in andere gevallen. Het is belangrijk om integratie breed aan te vliegen, benadrukt Jan Pijnenburg, adviseur intensief bij DLV Advies. “Het moet altijd meer zijn dan alleen een economische afweging.”
Ambitie
Varkenshouders die een schakel toevoegen en dat goed doen, kunnen kosten besparen of profiteren van een betere kwaliteit. Maar als het niet optimaal draait, door een beperkte omvang, gebrek aan ambitie, kennis of kunde, is op voorhand al zeker dat de investering geld gaat kosten en andere voordelen niet tot hun recht komen.
Kosten wegsnijden is belangrijk maar mag volgens Pijnenburg nooit het primaire doel van integratie zijn. Commerciële bedrijven kunnen door hun omvang en efficiëntie bijna altijd goedkoper werken dan een varkenshouder. Of het nu om voer, sperma of gelten gaat. De beschikbaarheid van arbeid kan wel een reden zijn een andere activiteit erbij te nemen.
Gemakkelijker schakelen
Een argument om een schakel toe te voegen is meer grip op de kwaliteit en snel sturen op veranderingen. Als de markt een ander type varken vraagt, kan een ondernemer die alles in eigen beheer heeft snel schakelen. Een andere reden is continuïteit. Voeren van losse grondstoffen, bijproducten of fermentatie kan economisch interessant zijn maar het voordeel zit elders. Ondernemers optimaliseren dan niet voor de laatste cent voordeel maar kiezen stabiele, betrouwbare producten die wel wat duurder kunnen zijn. Het geeft betere technische resultaten en continuïteit. “Continuïteit is altijd geld waard”, aldus Pijnenburg. Het lastige is dat het zich moeilijk in euro’s laat uitdrukken. Het is gemakkelijk om op papier van bepaalde voordelen uit te gaan en door te tellen. “De praktijk is een stuk weerbarstiger.”
Niet alles in eigen huis hebben
Een ondernemer hoeft echter niet alles in eigen huis te hebben om gemakkelijk te kunnen schakelen. “Een eindbeer voor een concept kan prima bij een ki-station staan. Daar wordt ook nog eens de efficiëntie en professionaliteit benut.” Er zijn voorbeelden van boerenconcepten die profiteren van de efficiëntie van de keten, maar toch met eigen producten daarin.
Pijnenburg gelooft het meeste in extra schakels als ze onder de streep waarde toevoegen op het eigen bedrijf. Bijvoorbeeld een bepaalde manier van huisvesting waarvan de toegevoegde waarde op het einde betaald wordt. Dat zijn dus situaties waarin de varkenshouder voor een onderscheidend concept produceert. Dat is in opkomst maar in absolute aantallen zijn het nog maar weinig bedrijven die een meerwaarde uit de markt halen. Ook het werkelijke efficiëntievoordeel en meer toegevoegde waarde wordt volgens hem vaak overschat bij varkenshouders die een deel van de keten naar zich toe trekken.
Hele keten sterker
Een vorm van integratie die al decennia wordt toegepast ligt bij afzet of aankoop van biggen. Een vermeerderaar dus die gaat mesten of vleesvarkenshouder die biggen gaat maken. Het basisprincipe dat een bedrijf met een grote omvang het in beginsel goedkoper en wellicht beter kan, geldt hier ook. Bovendien moet een ondernemer met groeiambities het verlies aan efficiëntie door in één tak actief te zijn, afwegen tegen de voordelen van afstemmen van productie, gezondheidsvoordelen en minder afhankelijkheid. Volgens Pijnenburg is het ook hier alleen interessant als de hele keten sterker wordt en waarde toevoegt. Ook voldoende omvang blijft een belangrijke voorwaarde.
Ook met mest verwerken op het eigen bedrijf is meestal weinig commerciële winst te boeken, tenzij de hoeveelheid heel groot is. Een vuistregel is 10.000 kuub mest per jaar. Naast economie kunnen continuïteit in afzet en minder afhankelijkheid van marktomstandigheden argumenten zijn.
Aantrekkelijke partij zijn
Integratie is niet alleen het aantrekken van nieuwe schakels; ook het maken van vaste afspraken met afnemers en leveranciers is een vorm van integratie. Dat levert niet per se een betere prijs op, maar kan wel bijdragen aan efficiëntie in de productie en wegsnijden van kosten.