Nieuwsarchief
Melkveehouders richten zich op mestverwerking
Sinds het afschaffen van het quotum is de druk op de mestmarkt gegroeid. ln Nederland becijferde het Bureau Mest Afzet (BMA) over 2015 dat de productie van dierlijke mest de gebruiksruimte overschrijdt. De Nederlandse fosfaatproductie ligt 2,6 miljoen kilogram fosfaat hoger dan er verwerkt of afgezet wordt. Dat betekent dat er in Nederland een wankel evenwicht is op de mestmarkt, zeker met het oog op de uitbreiding die de melkveehouderij heeft gerealiseerd vanaf 2015. Dat zorgde ervoor dat de afzetprijzen in de afgelopen anderhalf jaar fors zijn gestegen. Bedragen rond de 20 euro per m3 zijn geen uitzondering.
Grillige mestmarkt
De beschikbare verwerkingscapaciteit in Nederland is grotendeels geïnitieerd door de intensieve veehouderij. Het aandeel rundveedrijfmest is beperkt, al ontbreken concrete cijfers bij BMA. Betrokkenen rondom mestverwerkingsinitiatieven stellen vast dat steeds meer melkveehouders zich oriënteren op een vorm van verwerking. "De groep die interesse heeft in mestverwerking is niet in een definitie te vangen", laat Harm Wientjes van DLV Advies weten. "Vanaf 15 euro/m3 en 2.000 m3 mestoverschot begint de interesse te stijgen", vertelt Wientjes.
De aanleiding voor de stijgende interesse is groeiambitie na het wegvallen van het quotum. Maar met deze groeiambities komen neveneffecten zoals de onzekerheid van afzet en de hoge kosten ervan. Afzetprijzen van 15-20 euro per m3 worden op de langere termijn als niet vol te houden beschouwd. De grilligheid van de mestmarkt beperkt zich niet alleen tot de wisselende prijzen. Er zijn ook afvoerpieken die vervolgens beïnvloed worden door het weer. ln een nat teeltseizoen zijn er problemen om de mest weg te krijgen.
Scheiden interessant bij beperkt overschot
Instappen in verwerking gebeurt in de regel met het scheiden van mest. Via een vaste of mobiele scheider wordt de dikke fractie gescheiden van de dunne fractie. De dikke fractie wordt vervolgens afgevoerd naar composteringskanalen, vergisters, geëxporteerd na hygiënisatie of gepelleteerd tot mestkorrels. Het scheiden van mest is voor veel melkveehouders met een beperkt overschot al een hele nuttige oplossing. Voor de dikke fractie is er afzet terwijl de dunne fractie - met de helft van de fosfaat en stikstof- op het bedrijf blijft.
Er zijn meerdere technieken beschikbaar om de mest te scheiden. Een centrifuge/decanter of een zeefbandpers zijn ook toepasbaar voor de melkveehouderij, maar de schroefpers heeft enkele significante voordelen. De schroefpers is namelijk mobiel beschikbaar zodat de veehouder geen investering hoeft te doen in een installatie. Daarnaast kost een schroefpers een derde van een centrifuge of een zeefbandpers en hij is onderhoudsvriendelijker. Het voordeel van een centrifuge of een zeefbandpers is het hogere scheidingsrendement, al zijn daar wel toevoegmiddelen voor nodig (polymeren). Bij scheiding met een zeefbandpers of een centrifuge bevat de dunne fractie vrijwel geen organische stof, in vergelijking met scheiding via de schroefpers. Na scheiding met de schroefpers blijft iets meer dan de helft van de organische stof over in de dunne fractie. Netto komt daarmee nog steeds de meeste organische stof met de dunne fractie op de eigen grond omdat de dunne fractie vrijwel altijd op het melkveebedrijf blijft.
Verwerking dunne fractie
Mestscheiding is een betrouwbare en bewezen techniek. De volgende stap die momenteel in ontwikkeling is en ook steeds meer interesse geniet van de melkveehouderij, is het verder uitsplitsen van de dunne fractie. Als de mestbalans van het bedrijf het niet toestaat om de dunne fractie op het eigen land aan te wenden, wordt het interessant om te kijken naar mogelijkheden om de stikstof uit de reststromen te halen. Diverse technieken zijn daarvoor beschikbaar en veelal ook praktijkrijp.
Circulaire economie
Interessanter voor de melkveehouderij zijn de ontwikkelingen die gaande zijn om stikstof uit mest terug te winnen. De productie van kunstmest is een energieverslindend proces, terwijl de techniek om stikstof uit eigen mest terug te winnen inmiddels door verschillende partijen praktijkrijp gemaakt is. Deze techniek wordt strippen van stikstof genoemd. De kern van het strippen van stikstof is het laten vervluchtigen van stikstof als ammoniak door de pH te verhogen. Daardoor komt er meer stikstof
in de ammoniakale fase, dat vervluchtigt. De ammoniakrijke lucht wordt vervolgens door een luchtwasser geleid, waar zwavel- of salpeterzuur de ammoniak bindt. Daardoor ontstaat er stikstofrijk spuiwater. De organische stikstof, gebonden aan de organische stof, fosfaat, kali en overige nutriënten, vervluchtigen niet en blijven achter voor de luchtwasser. Het fosfaat wordt uit deze reststroom gehaald door gebruik van calcium of magnesium. Deze reageert met fosfaat en bezinkt tot struviet, waardoor ook het fosfaat nog uit de mest afgevangen wordt. Wat rest is een stroom met nutriënten, organische stof en kali. Hoewel de techniek beschikbaar is en logisch oogt, zijn veel concepten nog in de try-out fase. Vooral het neerslaan van fosfaat in de dunne fractie na het strippen van de stikstof blijkt een uitdaging te zijn. Jumpstart had als ambitie om binnen een jaar 200 monovergisters te hebben draaien, maar dit is inmiddels teruggebracht naar een tiental.
Daarnaast speelt ook de regelgeving nog voor een deel parten. Europese regelgeving schrijft voor dat herwonnen stikstof nog steeds dierlijke mest is die niet aangewend mag worden bovenop de gebruiksnorm voor dierlijke mest. Vooral de mineralenconcentraten - voor de melkveehouderij minder interessant- kampen met dit probleem. Voor de technieken die gebruikmaken van een luchtwasser ontstaat er een grijs gebied. Deze wassen lucht met stikstof erin, terwijl spuiwater van luchtwassers wel geregistreerd is als anorganische meststof, mits het stallucht betreft.
Wetgeving aanpassen
Alle ingrediënten zijn aanwezig om op bedrijfsniveau mest te verwerken en daarmee een mestprobleem op te lossen, kunstmest terug te winnen en tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan de CO2-reductie door het productieproces van kunstmest overbodig te maken. Er zijn echter wel wat belemmeringen. Allereerst is de financierbaarheid van het project. Om een investering aan
te gaan moet er een behoorlijk mestoverschot op het bedrijf zijn waarvan de kosten dusdanig hoog zijn dat een investering verantwoord is. Wil je op bedrijfsniveau iets kunnen financieren, dan moet er al snel sprake zijn van 50.000 euro mestafzetkosten op jaarbasis.
Daarnaast moet de samenwerking in de keten veel beter. Commerciële partijen zien een gigantisch marktpotentieel door de hoge mestafzetkosten en houden hun techniek dichtbij zich. Ook grootschalige initiatieven in ontwikkeling belemmeren de ambitie van de veehouder om zelf te investeren in mestverwerking. Deze initiatieven - die vaak nog geen operationeel systeem hebben - werven op dit moment veehouders door ze een poorttarief aan te bieden van 10 euro of minder. Vooral melkveehouders besluiten in afwachting van de ontwikkeling van grootschalige verwerking een hogere afzetprijs te betalen.
De ontwikkelingen op boerderijniveau zullen uitkomen op een kostprijs van 14 euro per ton, afhankelijk van de installatie. Winstal claimt een terugverdientijd van 9 jaar bij verwerking van 1.000 m3 mest per jaar. Daarna dalen de kosten naar 3 euro per m3 voor de exploitatie.
De belangrijkste drempel is echter de regelgeving. Als herwonnen stikstof uit dierlijke mest aangewend mag worden als kunstmest, ontvouwt zich een hele nieuwe balans op de mestmarkt. De vraag of mest het bruine goud gaat worden is voor de melkveehouderij niet relevant.
Lees het complete artikel in Melkveebedrijf van juli 2017.