Nieuwsarchief
Noodzaak herstel bodembalans
Herstel van bodemrijkheid en biologische diversiteit is deels nodig door beïnvloedbare factoren op het gebied van bodem, gewas, mest en water, maar zeker ook door minder beïnvloedbare factoren als weinig neerslag en hoge (winter)temperaturen en positie in het landschap.
In het project Regeneratieve landbouw Noord-Holland werken de deelnemers aan (behoud van) de bodembalans via biologie en biodiversiteit. De maatregelen zijn gerelateerd aan elkaar: via het bouwplan - de gewassen- wordt gewerkt aan het in stand houden van de effectieve organische stof in de toplaag en het vergroten van de ondergrondse en bovengrondse biodiversiteit.
Bodembalans
Regeneratieve landbouw richt zich primair op de bodembalans en maakt minimaal (of geen) gebruik van chemie. Het uitgangspunt is dat de natuurlijke processen zorgen voor een evenwichtige gewasopbrengst en gezonde dieren. Doordat we in de afgelopen decennia relatief grootschalig chemische hulpmiddelen in de landbouw hebben gebruikt, en daarmee de bodem hebben verstoord, moet de bodem ‘gereset’ worden om de natuurlijke processen weer te activeren. In het Noord-Hollandse project zoeken de deelnemers naar nieuwe combinaties van gewassen of gewassen die in rotatie bodemversterkend werken, zodat door een gezonde bodembiologie ongewenste bodemprocessen en organismen minder invloed hebben op vervolgteelten. In het project gaat het om stimuleren van natuurlijke bodemprocessen waarin geleidelijk het gebruik van kunstmest wordt afgebouwd.
Gewasrotatie
Bij gewasrotatie is het van belang dat de planten elkaar goed opvolgen en de planten in een volgende rotatie andere voedingsstoffen gebruiken. Doordat verschillende gewassen andere voedingsstoffen aan de grond toevoegen én eruit halen, houden ze de bodem in balans en voorkomen ze dat de grond uitgeput raakt. Bij het omschakelen van bijvoorbeeld een 1:3 rotatie met aardappels, suikerbieten, tarwe en uien naar een 1:6 rotatie met 50% granen of vlinderbloemigen en groenbemesters zal het circa 1 cyclus duren voordat een nieuw evenwicht is ontstaan. De teelt van een graan of een 2-jarige luzerne of grasklaver heeft direct invloed op de bodemkwaliteit in termen van bodemstructuur, bodemleven en (water)bufferend vermogen.
Teel je daarentegen twee ondiep wortelende gewassen na elkaar, dan kan het tweede ondiep wortelende gewas de reststikstof van het vorige gewas niet meer benutten. Vaak zijn ondiep wortelende gewassen ook net die gewassen die minder efficiënt de stikstof uit de bodem opnemen, of die al vroeg in het seizoen stoppen met stikstofopname. In de veehouderij kun je hier rode klaver tussen zetten.
Dekgewassen/gastgewassen
Een goede combinatie van gastgewassen en gewasrotatie zorgt voor minder gebruik van gewasbeschermingsmiddel en dat er minder stikstof nodig is. Het toepassen van dekgewassen is ruimer dan het toepassen van gewasrotatie. Bij dekgewassen is het doel de grond zo lang mogelijk (jaarrond) te bedekken, zodat het land niet braak komt te liggen. Hiermee wordt bodemerosie voorkomen, maar het zorgt ook voor het vasthouden van voedingsstoffen in de toplaag. Ook op klei is dit aan te raden om de bodem geschikt te houden voor vervolggewassen. Denk bijvoorbeeld aan het uitspoelen van stikstof bij hevige regenval.
Permanent doorwortelde bodem
Wanneer je kluit grond openbreekt, zie je een mengsel van kruimels, structuurelementen met wortels en zonder wortels. Veel structuurelementen zonder wortels betekent een (te) beperkt bodemleven. Het telen van verschillende gewassen in een vruchtopvolging zorgt voor verschillende bewortelingstypen. Granen, grassen en suikerbieten wortelen intensief en diep, terwijl aardappelen, uien en spinazie juist een veel mindere beworteling laten zien. Een goed doorwortelde bodem met een divers wortelpatroon vergroot de vastlegging van organische stof, stikstof en koolstof in de bodem en verhoogt het vermogen om het water te laten infiltreren en vast te houden. Bij een verdichte grond worden de wortels dikker, zijn schaars en ‘kronkelen’ af en toe, zie je een zijworteltje, minder opname van voedingsstoffen uit diepere grondlagen en meer lachgas bij bemesten. Wortels kunnen zelf de grond niet losmaken, ze gebruiken poriën in de bodem (bestaande holtes en gangen van regenwormen).
Koolstofrijke dierlijke mest
Bij het organisch stofgehalte in de bodem wordt vooral gekeken naar de organische resten van planten die na 1 jaar nog niet verteerd zijn. Minstens net zo belangrijk is het deel dat wel verteerd is, doordat het bodemleven dit verwerkt heeft. Door het bodemleven op peil te houden, werk je aan de kwaliteit van organische stof (C/OS)/organische stofcomplex. Koolstofrijke dierlijke mest zoals stalmest, ruige mest en compost of Bokashi met dierlijke mest voeden het bodemleven (welke de poriën weer vergroten en zo een positief effect hebben op de wortelontwikkeling) en versterken het organische stofcomplex in de bodem. Wat geschikt is voor de bodem is afhankelijk van het doel en de functie van de bodem.
Bodemverstoring
Als het in de agrarische sector gaat over bodemverstoring, dan zijn er met name zorgen rondom bodemverdichting door de steeds zwaardere machines (3-assige twintigtonners komen steeds meer voor). Alternatieven kunnen gevonden worden in vaste rijpaden en het combineren van activiteiten, bijvoorbeeld mulchen en zaaien in 1 werkgang, maar ook in het toepassen van niet-kerende grondbewerking. Door zo min mogelijk te ploegen, blijft de draagkracht van de zode behouden omdat de grond niet uit elkaar is geweest en is er minder insporing. Bovendien houdt niet-kerende grondbewerking het organische stofcomplex in de bodem op peil (versterking van de bodem), wat zorgt voor een rijk bodemleven. Hierdoor zijn er meer voedingsstoffen voor de planten beschikbaar en hoef je minder te bemesten. Zie ook de video's over niet-kerende grondbewerking. Ploegen op 10 of 15 cm in plaats van 30 cm is ook een mogelijkheid; hiermee voorkom je bovendien dat je de mycorrhiza naar 30 cm ploegt.