Nieuwsarchief
Samenwerking tussen Zeeuwse akkerbouwers en veehouders kansrijk
Het project ‘Naar een toekomstbestendige landbouw in Zeeland’ is afgesloten. Samenwerking tussen akkerbouwers en veehouders in Zeeland kan prima uitpakken. Een belangrijke bonus is dat het veel wederzijds begrip oplevert, zo concludeert projectleider Paul Blokker van DLV Advies. Hij blikt kort terug op het driejarige project ‘Naar een toekomstbestendige landbouw in Zeeland’.
Ontwikkelen samenwerkingsmodel
Een van de doelen van het project was het ontwikkelen van een samenwerkingsmodel tussen toekomstgerichte akkerbouwers en veehouders. Speerpunt was om binnen die samenwerking ervaring op te doen met de teelt van eiwitrijke gewassen door de akkerbouwer voor de veehouder, geeft Paul aan.
“De samenwerking op zich is zeker kansrijk – mits we de regelgeving buiten beschouwing laten”, overweegt hij. Als voorbeeld noemt hij de teelt van rustgewassen, die binnen het GLB voor akkerbouwers bijna noodzakelijk is om mee te doen aan de eco-regeling. Grasklaver geldt binnen het zevende actieprogramma Nitraat wel als rustgewas, maar binnen het GLB niet en dat maakt het wel lastig.
Stel bouwplannen op elkaar af
Een van de leerpunten is dat het belangrijk is om de bouwplannen van tevoren goed met elkaar af te stemmen, voor op langere termijn. Wat wil de veehouder, en wat wil de akkerbouwer? Paul: “Stel, je wilt grasland vernieuwen, dan is het wel prettig om dat op een perceel te doen waar de voorvrucht op tijd van het land af is, zoals pootaardappelen of uien.” Die onderlinge communicatie zorgt er bovendien voor dat de akkerbouwer beter snapt wat een melkveehouder wil, en vice versa, zegt Paul. “Hierdoor krijg je een robuustere samenwerking”.
Teelt van eiwitrijke gewassen lastig rond te rekenen
Wel werd duidelijk dat de teelt van eiwitrijke gewassen zoals veldbonen of luzerne lastig is rond te rekenen als die moet concurreren met hoogwaardige akkerbouwgewassen zoals bieten, aardappelen of uien. Zeker als je praat over de teelt van veldbonen, dan is zijn de kosten vaak relatief hoog omdat ook de onkruiddruk en ziekten en plagen een aandachtspunt zijn, geeft Paul aan. “Het zou wel interessant kunnen zijn als je als veehouder ruim voldoende ruwvoer hebt. Als je een paar hectare gras over hebt en je zet daar veldbonen op, kan het sneller uit”. Maar dan moet het wel minstens 5 ton veldbonen opleveren per hectare, en dat wordt de eerste jaren meestal niet gehaald. Ook is de teelt van eiwitrijke gewassen een mogelijkheid om van Zilver naar Goud te komen binnen het GLB, maar gezien de korting op de eco-regelingen wordt die financiële uitdaging nu wel groter.
Strokenteelt nog een stap te ver
In het project is tevens gekeken naar strokenteelt, ook in het kader van het vergroten van de biodiversiteit. Met name op proefboerderij De Rusthoeve te Colijnsplaat, is daarmee geëxperimenteerd. Maar voor de huidige landbouwpraktijk lijkt strokenteelt nu nog zeker een stap te ver voor het gros van de agrarisch ondernemers, denkt Paul. Dat vergt te veel aanpassingen aan het huidige machinepark. Smallere stroken vergen andere machines en het vervangen van de huidige apparatuur is daarvoor doorgaans veel te kostbaar.
In het onderzoeksproject participeerden het Zeeuws Agrarisch Jongeren Kontakt (ZAJK), Agrarisch Innovatie en Kenniscentrum Rusthoeve, Stichting Het Zeeuwse Landschap, ZMf (Zeeuwse Milieufederatie), Delphy en DLV Advies als adviserende partijen. Het driejarige project werd ondersteund met Europees en provinciaal geld.
Dit project is mogelijk door bijdrages van de provincie Zeeland en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland.