Nieuwsarchief
Slim ontdooien
Op de verdamperlamellen in een koelcel ontstaat na verloop van tijd een laagje ijs. Dat komt doordat gekoelde lucht minder vocht kan bevatten, waardoor het condenseert op de verdamper. Doordat de koelvloeistof in de verdamper 6 tot 7 graden Celsius kouder is dan de celtemperatuur en dus kouder is dan 0 graden Celsius, bevriest de condens. Naar verloop van tijd gaat de verdamper minder goed functioneren en meer energie verbruiken. Om dit te voorkomen moet de verdamper regelmatig worden ontdooid.
Als de celtemperatuur boven de 3 tot 4 graden Celsius zit, kan dat door de ventilatoren van de verdamper te laten draaien, zonder dat de koeling draait. Het voordeel van deze ontdooimethode - die overigens wel veel tijd kost - is dat je geen extra warmte in de bewaarcel brengt. Gebruik deze methode daarom zo lang mogelijk, ook in cellen waar je de verdamper op een andere manier kunt ontdooien.
Elektrisch of heetgas
Bij lagere celtemperaturen, blijven er twee ontdooimethoden over: elektrisch of met heetgas. Met beide methoden breng je warmte in de cel en daarom is het belangrijk om niet te vaak en te veel te ontdooien. De vuistregel is dat je met ontdooien moet starten als er 1 mm ijs op de verdampers zit. Om vervolgens alle ijs van de verdamper af te halen, moet de oppervlaktetemperatuur van de verdamper 5 tot 10 graden stijgen. Maar stop op tijd. In de laatste fase breng je namelijk altijd warmte naar binnen die voor het ontdooien niet nodig is.
Ontdooien loont
Hoe vaak en hoe lang ontdooien nodig is, is geen vast gegeven. DLV Advies constateert dat veel ontdooisystemen één keer worden ingesteld en pas worden bijgesteld als zich problemen voordoen. Wil je optimaal ontdooien, dan moet je een paar keer per jaar kijken of het aantal ontdooimomenten en de ontdooiduur nog voldoen. Dat loont. Met goed ontdooien kun je 5 tot 10 procent op de energiekosten besparen.
Draaiuren koeling
Bij een koelcel die volledig in balans is, is het aantal draaiuren van de koeling de belangrijkste variabele. Sommige systemen starten automatisch een ontdooiactie na 4 of 5 koeluren. Hoe warmer het buiten wordt, des te meer
koeluren er per dag nodig zijn en des te vaker deze installatie ook gaat ontdooien. Als dit niet automatisch gaat, kun je het uiteraard handmatig bijstellen. Er zijn echter meer variabelen. Zo varieert de vochtafgifte van het product gedurende de bewaarperiode. In het begin van het bewaarproces zit er meer vocht in de grond en op het product, waardoor de cel vochtiger is. Dit is ook wenselijk om indroogverliezen te voorkomen. Nadeel is wel dat dit leidt tot meer ijsvorming. Ook de activiteit van het product speelt een rol. Een actiever product verbrandt meer, waardoor er meer vocht vrijkomt. Die activiteit daalt naarmate het product verder inkoelt en stijgt als het product wil uitlopen. Overigens zal de koelinstallatie ook vaker aanslaan (meer koeluren) naarmate er meer warmte wordt geproduceerd.
Luchtlekkage
Een andere belangrijke factor is de luchtlekkage in de cel en het gebruik van de cel. Via kieren en openstaande deuren komt er niet alleen warmte, maar ook extra vocht in de cel. De koeling zal hierdoor vaker aanslaan en de verdamper zal sneller aanvriezen. Vanwege deze variabelen adviseert DLV Advies om regelmatig te kijken of het ontdooien nog op de juiste momenten start en stopt. Als je controleert of het ontdooien goed gebeurt, kijk dan onder meer of de verdeling van het ijs voor en tijdens het ontdooien egaal is. Een verschil in ijsvorming op de verdamper betekent dat de verdamper niet in gelijke mate wordt belast. Uiteraard kan dit ontstaan als de verdamper zelf niet goed (meer) functioneert.
Luchtverdeling
Het kan ook ontstaan doordat de luchtverdeling in de cel niet optimaal is. Een deel van de lucht kan zijn koude niet goed aan het product afgeven. Of de lucht warmt juist verder op, doordat er verschil in activiteit van het opgeslagen product is. Kijk ook eens of de verdamper gelijkmatig ontdooit. Komt de ontdooiwarmte overal voldoende? Werken alle ontdooispiralen goed? Let er
dan ook op of de ontdooivoeler (ontdooibeëindigingsthermostaat) op de juiste plaats zit. Deze mag niet tegen een verdamperpijp of een verwarmingselement zitten. De beste plek is de plek waar de verdamper het laatste ijsvrij is.
Elektrische ontdooiing
Bij een nieuwe installatie die onder de 3 tot 4 graden Celsius moet gaan koelen, wordt (ten onrechte) nog vaak voor een elektrische ontdooiing gekozen. Deze gebruikt een groot deel van de warmte niet voor het smelten van het ijs en warmt dus alleen de ruimte op. Daarnaast is er externe energie (stroom) nodig om de ontdooispiralen warm te maken. Een laatste nadeel is dat het vervangen van de ontdooispiralen vaak lastig is. Naast de verdamper moet er ruimte zijn om ze eruit te halen en er nieuwe in te brengen. Die ruimte ontbreekt vaak.
Bij een direct koelsysteem met CO2 is elektrisch ontdooien helaas vaak de enige methode. Voor indirecte koelinstallaties is er echter een beter alternatief: heetgas- of eventueel glycolontdooiing. Hierbij blijft de compressor van de installatie draaien tijdens het ontdooien. Door een omkeerklep wordt warm koel- of persgas tijdelijk niet naar de condensor, maar naar de verdamper gestuurd. Je gebruikt daarmee als het ware restwarmte om de verdamper
te ontdooien. Het ontdooien gaat ook sneller en effectiever, want het ijs wordt van binnenuit van de lamellen gesmolten.
Stuk voor stuk ontdooien
In situaties met één verdamper is dit vaak duur. Bij installaties met meerdere verdampers kan gebruik worden gemaakt van de warmte die vrijkomt bij de koeling van andere cellen. De verdampers worden bij deze methode stuk voor stuk ontdooid, terwijl de overige verdampers in bedrijf blijven. Ook dan is heetgasontdooiing in aanschaf duurder dan een elektrische ontdooiing. Maar door lagere stroomkosten zijn die meerkosten al in vijf jaar terugverdiend.
Dit artikel is in aangepaste vorm overgenomen van LandbouwMechanisatie