Nieuwsarchief
Te weinig stroom: Wat nu?
Stroom wordt steeds schaarser. In veel regio’s kunnen telers niet zomaar een zwaardere stroomaansluiting krijgen vanwege een overbelast elektriciteitsnet. Dit kan problematisch worden tijdens piekmomenten in de stroomvraag. Maar wat zijn de opties als de maximale stroomsterkte niet toereikend is?
Wanneer het stroomtekort relatief klein is, kan het helpen om te onderzoeken of de bestaande stroomvoorziening wel optimaal benut wordt. "Veel bedrijven beseffen niet dat ze wellicht met een paar eenvoudige aanpassingen al flink wat stroom kunnen besparen", zegt Harrie Versluis, Projectleider Bouw bij DLV Advies. Start- en blindstroom zijn vaak de boosdoeners die ervoor zorgen dat van een stroomaansluiting van 80 ampère, slechts 60 tot 65 ampère effectief benut wordt. Het opstarten van een (elektro)motor vraagt bijvoorbeeld om extra vermogen, wat kan leiden tot het doorslaan van zekeringen. Een trage meszekering kan in dat geval uitkomst bieden. "Als er sprake is van een hoge startpiek, kan een softstarter of frequentieregelaar soelaas bieden. Deze apparaten zorgen ervoor dat de motor geleidelijk aan opstart, waardoor de piekbelasting lager blijft", legt hij uit.
Blindstroom: een onzichtbare stroomvreter
Blindstroom is een ander fenomeen dat bedrijven parten kan spelen. "Blindstroom is stroom die wel geleverd wordt, maar via de nul weer terug het net op gaat. Hoewel je voor deze stroom niet betaalt, belast het wel je groepenkast en beperkt het de maximaal benutbare stroomopname", aldus Harrie.
Metingen van DLV Advies tonen aan dat de hoeveelheid blindstroom bij elektromotoren kan oplopen tot 15 à 20 procent. "Het verminderen van blindstroom kan significant bijdragen aan het vrijmaken van vermogen. Dit kun je doen door slecht presterende motoren te vervangen of een speciale kast aan te schaffen die de blindstroom reduceert."
Piekshaving: de kunst van het verdelen
Bij grotere stroomtekorten is er meer nodig dan alleen optimalisatie. Een effectieve strategie kan zijn om gebruik te maken van piekshaving. Dit houdt in dat apparaten volgtijdig worden ingeschakeld in plaats van gelijktijdig, om zo de piekbelasting te verminderen. "Bij cellen met mechanische koeling is dit goed te doen", zegt de projectleider. "Na een inkoelperiode kun je de koeling vaak uitzetten als andere grote verbruikers, zoals buitenluchtventilatoren of sorteerinstallaties, stroom gaan gebruiken."
Een ander alternatief is het gebruik van toerengeregelde ventilatoren. Deze ventilatoren hebben geen opstartpiek en verbruiken minder blindstroom. "Het grote voordeel is dat ze bij een lager toerental fors minder stroom verbruiken. Bij 90 procent van het maximumtoerental verbruiken ze nog maar 72,9 procent van de stroom."
Zonnepanelen
Voor bedrijven met zonnepanelen biedt piekshaving extra mogelijkheden. "In het voorjaar hebben bedrijven met zonnepanelen vaak meer stroom ter beschikking. Bij een 80 ampère-aansluiting kunnen de zonnepanelen en het stroomnet samen tot wel 160 ampère leveren." Deze extra energie kan bijvoorbeeld worden ingezet om de mechanische koeling van extra vermogen te voorzien. Ook in het najaar kunnen zonnepanelen waardevol zijn. Bij het inkoelen van winterpeen of het drogen van uien kunnen zonnepanelen overdag alle ventilatoren op maximaal vermogen laten draaien, waardoor er optimaal gebruik gemaakt wordt van de warme, drogende buitenlucht.
Extra stroombron als laatste redmiddel
Als al deze maatregelen niet voldoende zijn, rest er weinig anders dan het inzetten van een extra stroombron, zoals een aggregaat. "Hoewel dit kosten met zich meebrengt, moet je bedenken dat het product zelf het duurst is", benadrukt Harrie. "De wijze waarop je ventileert en koelt bepaalt mede de bewaarverliezen. Uit diverse praktijkonderzoeken blijkt dat de verschillen tussen 'normale' partijen van bijvoorbeeld € 200.000 zomaar € 6.000 tot € 8.000 kunnen zijn. Voor dat bedrag kun je best wat extra investeringen doen."