Nieuwsarchief
Voorbeelden emissiebeperkende maatregelen
De Sbv-regeling biedt veehouders subsidiemogelijkheden voor emissiebeperking aan de bron bij bestaande en nieuwe stallen óf voor het nemen van managementmaatregelen die de ammoniakproductie, en daarmee stikstof, verminderen. Tom Ploeger, projectaccountmanager bij DLV Advies: “Het is niet mogelijk om een combinatie van beide in te dienen, omdat de technische maatregelen en de managementmaatregelen afzonderlijk meetbaar moeten zijn.”
De Subsidie brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) is opgedeeld in een innovatie- en een investeringsmodule. De innovatiemodule staat open voor inschrijving tot en met 15 juli 2020 voor onderzoek naar en ontwikkeling van technieken, installaties, apparatuur, machines en uitrusting of managementmaatregelen. Melkvee-, vleesvee-, varkens- en geitenhouders kunnen subsidie voor innovaties samen met een onderzoeksorganisatie aanvragen. De innovatie moet aan 5 criteria voldoen, waaronder: meetbaar, reductie van broeikasgassen en stalemissies bij de bron en een verbetering van het stalklimaat. Tot en met 2024 wordt de module tweemaal per jaar opengesteld. Wanneer de investeringsmodule opengesteld wordt is nog niet bekend. Deze module steunt agrariërs in het bekostigen van een staltoepassing en in het opvangen van tijdelijk inkomstenverlies door de omschakeling. DLV Advies ondersteunt al vele ondernemers met emissiebeperkende innovaties en managementmaatregelen. Hieronder staan enkele voorbeelden die in te zetten zijn voor emissiebeperking aan de bron.
Mest strippen
Door de stikstof uit drijfmest of digestaat te strippen, wordt het ammoniakdeel uit de mest gehaald en is er minder emissie en uitspoeling. Harm Wientjes: “Ingedikte, fosfaatrijke dikke fractie vindt haar weg inmiddels wel naar het buitenland, particulieren of composteerders. Het is vooral stikstof die beperkend is op melkveebedrijven, zeker als de derogatie ook verder wordt beperkt. De voordelen worden nog groter door de techniek op het eigen erf of binnen een gebiedscollectief in te zetten als brongerichte maatregel. Het gaat er vooral om een technische oplossing te vinden voor de stikstofrijke dunne fractie. Op dit moment zijn er binnen DLV Advies verschillende projecten waarbij een meststripper wordt ingezet."
Mest vergisten
Monovergistingsinstallaties zijn erop gericht om alle drijfmest van het eigen bedrijf zelf te vergisten. Hierbij wordt biogas geproduceerd. Hoe verser de mest in de vergister komt, des te groter de gasopbrengst en hoe lager de ammoniakemissie. Om bij bestaande bedrijven dagverse vergisting mogelijk te maken, is onder meer een dichte vloer met een snelle mestafvoer nodig. Eric Pijnappels, projectleider Bouw bij DLV Advies: “Daarvoor zijn ondertussen enkele innovaties in voorbereiding. Het is ook belangrijk om te kijken hoe zo’n innovatief vloer- en ontmestingssysteem het beste past bij het vergistingsproces, zonder dat dit ten koste gaat van de hygiëne, diergezondheid, beloopbaarheid, en dergelijke.”
Koelen van de mestgang
Als mest een temperatuur van 15 ºC of lager heeft, vermindert de ammoniakemissie aanzienlijk en komen er minder methaan en andere gassen vrij. Eric was betrokken bij een proef waarbij een koelsysteem in de loopvloer werd ingebouwd. Door grondwater door het koelsysteem te pompen, werd de vloer constant op 12 ºC gehouden. “Bij actief koelen, met hulp van een warmtepomp, brachten we de temperatuur terug naar ongeveer 8 ºC, de ammoniakemissie daalde met 50%. Het grote voordeel van dit systeem is dat je de warmte uit de warmtepomp kunt benutten voor de mestverwerking of het vergistingsproces. Hierdoor wordt het systeem rendabeler.”
Mest verdund opvangen
Het verdunnen van mest met water is een effectieve manier om de ammoniakemissie te verminderen. Wanneer de mest in de kelder wordt verdund, wordt ook de ammoniumconcentratie verdund en komt er minder ammoniak vrij. Ook mest verdund uitrijden zorgt voor minder emissie. Eric: “De uitdaging is hoe je dit doet zonder de kosten voor mestopslag en aanwenden te verhogen.”
Emissiearme vloer voor bestaande stallen
Hiervoor zijn op dit moment slechts een beperkt aantal stalsystemen beschikbaar. Om bestaande rundveestallen met een roostervloer emissie arm te maken dient deze te worden vervangen door een semi-roostervloer, roosterachtige vloer of dichte vloer met een RAV-erkenning. Daarbij wordt de mest via sleuven, gleuven en gaatjes geheel of gedeeltelijk afgevoerd naar de bestaande kelder. Hoewel deze vloeren in principe wel goed kunnen functioneren, kleven hier ook allerlei nadelen en gevaren aan. Vooral als je dit in een bestaande stal wil toepassen. De dichte vloer met gaatjes kan ook geschikt zijn voor primaire mestscheiding.
Er wordt op dit moment ook gewerkt aan een verbeterde sleuvenvloer. Dit is een doorontwikkeling van de bestaande sleufvloer (RAV A1.5 / A1.8) die 20 jaar geleden al werd toegepast als emissie arme vloer. De dunne fractie verdwijnt via gaatjes in de onderliggende kelder. De dikke fractie wordt naar het einde van stal geschoven. Eric begeleidt momenteel vier veehouders bij het implementeren van een upgrade hiervan, om te komen tot een verbeterde sleuvenvloer (RAV A 1.5 / A 1.8), met een lagere ammoniak-emissie.
Wroetstal
Een wroetstal is een varkensstal met veel aandacht voor dierwelzijn, waarbij op de vloer een laag strooisel ligt. Het idee is dat de varkens zelf het zaagsel met de mest en urine mengen en het naar de mestgoot werken door te wroeten. DLV Advies is betrokken bij de ontwikkeling van een wroetstal waarin verschillende elementen uit het ontwerp worden geoptimaliseerd zonder afbreuk te doen aan het concept. Onder meer de hokindeling wijzigt en om de emissie te verminderen, wordt in de mestgang de urine meteen afgevoerd en wordt de vaste mest regelmatig verwijderd.
Biobed
Een biobed is een soort luchtfilter voor varkensbedrijven. Het bestaat uit een bak gevuld met (organisch) vulmateriaal waar de te zuiveren lucht doorheen wordt geleid. Geurcomponenten en ammoniak worden gefilterd via het vulmateriaal. Biobed-luchtfiltratie beperkt de fijnstof, geur en ammoniak. De afgelopen jaren is de werking van het biobed steeds verder verfijnd en certificering is aanstaande.
Extreme weidegang en weidegang voor jongvee
Bij weidegang komt, in vergelijking met een stal, de mest en urine op meerdere plekken terecht. De urine dringt door in de grond waardoor er minder ammoniak ontstaat. Verhogen van het aantal uren weidegang draagt zo bij aan de ammoniakemissie. Daarnaast draagt weidegang bij aan het dierenwelzijn en -gezondheid. Om deze maatregel rendabel te kunnen uitvoeren, moet de huiskavel van voldoende omvang zijn en moet er kennis zijn over beweiden.
Verhogen C/N-verhouding
Met het verhogen van de koolstof-stikstofverhouding (C/N) op bedrijfsniveau ontstaat een betere vastlegging van stikstof.
De C/N-verhouding hangt nauw samen met het voer van de koeien en de bemesting. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van organisch materiaal als stalstrooisel, composteren en bokashi. Invoeren hiervan zorgt voor een betere vastlegging van stikstof op bedrijfsniveau. Een betere vastlegging van stikstof werkt positief door op het bodemleven en daarmee op de bodemvruchtbaarheid en draagt bij aan een verbeterde koolstofkringloop.
Dataverzameling in en bij de stal
Met het verzamelen van data in en rondom de stal ontstaat inzicht in het stalklimaat. Met behulp van sensoren zijn de knelpunten en de ammoniakwaarden te meten, bijvoorbeeld via Slimme Stal. Op basis van de verzamelde data kan met bijvoorbeeld schuiven, ventilatie en verneveling gewerkt worden aan een ideaal stalklimaat en een lagere emissie.
Voermaatregelen melkvee
Een combinatie van voermaatregelen is nodig om de maatregel van het kabinet, het verlagen van het ruw eiwitgehalte, te realiseren. Met het verlagen van het gemiddelde ruw eiwitgehalte wordt beoogd een groter deel van de stikstof in voereiwit vast te leggen in melk en vlees. Er komt dan een kleiner deel in de mest terecht, zodat de ammoniakemissie daalt. De voermaatregelen die een bedrijf kan implementeren, zijn afhankelijk van de bedrijfsvoering en vaak ook van de regio waarin het bedrijf ligt. Onderstaand enkele mogelijke voermaatregelen.
Rantsoenoptimalisatie
De adviseur bepaalt in overleg met de voerleverancier wat wenselijk is aan kg geproduceerde melk ten opzichte van kg gevoerd krachtvoer. Hiermee wordt immers de kostprijs per liter melk bepaald; de voerefficiëntie kan € 0,05 verschil maken per liter melk. Daarnaast kan de adviseur bijdragen aan rantsoenoptimalisatie met zijn kennis over type ruwvoer en hoe meer eiwitten van eigen grond te halen is, bijvoorbeeld in de vorm van grasraffinage.
Precisiebemesting en daardoor betere DVE in ruwvoer
Op basis van de technieken bij precisiebemesting kan de veehouder zijn bemestingsstrategie bepalen: meer mest op de minder ontwikkelde delen van een perceel of juist minder mest op de beter ontwikkelde delen. Door preciezer te bemesten, is er minder emissie bij eenzelfde DVE-opbrengst. Naast precisiebemesting voor een betere DVE in ruwvoer is ook inkuilmanagement en de regelgeving over eiwit in rantsoenen bepalend voor het DVE-ruwvoer. Samen dragen ze bij aan de Darm Verteerbaar Eiwit – Onbestendig Eiwit Balans waarmee het ureumverlies bepaald wordt.
Individuele krachtvoeraanpassingen (sturen op ureum per koe)
Door per koe de real timegegevens van de proefmelking in te voeren in de krachtvoerbox en door te zetten naar de transponder, kan de krachtvoermachine per koe bepalen wat het benodigde voer is. Dit systeem biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld die ene koe met pensverzuring iets anders aan te bieden dan de koe die hier geen last van heeft.
Toevoegmiddel aan het rantsoen of mest voor reductie methaan en/of ammoniak
Zowel voor voer als voor mest zijn er toevoegmiddelen. Door een middel aan het voer toe te voegen, wordt er minder methaan geproduceerd en ook minder ammoniak. Een en ander is afhankelijk van het middel dat wordt gebruikt. Als tweede maatregel zijn er toevoegmiddelen voor de mest, waardoor de ammoniak of methaan niet vrijkomt.
Meer informatie
Neem contact op met Tom Ploeger, projectaccountmanager bij DLV Advies, voor meer informatie over de Sbv-regeling. Mogelijk liggen er ook kansen om deze subsidie te combineren met de fiscale regelingen van MIA en Vamil bij een stal die voldoet aan de Maatlat Duurzame Veehouderij.
Wilt u meer weten over de innovaties of maatregelen uit dit artikel, dan kunt u contact opnemen met een van de ondergenoemde projectaccountmanagers of met Eric Pijnappels.