Werkingscoëfficiënt stikstof hoger bij digestaat

Publicatiedatum: 13-03-2017

Uit een vergelijkingsproef tussen vergiste en onvergiste rundveemest blijkt dat de werking van stikstof van digestaat gemiddeld 23% hoger ligt dan bij onvergiste mest. Door de digestaat aan te lengen met water stijgt de werking zelfs met 40%. Dit is een van de bevindingen uit de bemestingsproeven binnen het praktijknetwerk ‘Microvergisters in de praktijk’.

Deze bemestingsproeven vonden plaats in 2015 en 2016 op twee locaties. Hiervoor is gebruik gemaakt van de mest van De Marke (Hengelo Gld.) en Den Eelder (Well Gld.). Beide bedrijven hebben een mono‐vergistingsinstallatie. Naast proefveldjes met onvergiste mest en digestaat (2015 en 2016) zijn er veldjes aangelegd met digestaat waaraan water is toegevoegd (2015 en 2016) en veldjes met digestaat waaraan zuur is toegevoegd (2015) om de pH en daarmee de emissie te verlagen. In 2015 zijn snede 1 t/m 3 bemest met dierlijke mest en aanvullend stikstofkunstmest. In 2016 is snede 1 en 2 bemest met dierlijke mest en is er geen stikstofkunstmest aangewend.
Door de beperkte opzet van de proef, de verschillen in proefopzet tussen de twee jaren en de korte duur van de proeven zijn er beperkingen aan de toepassing van de resultaten. Volgens onderzoeker Gerjan Hilhorst, onderzoeker bij WUR en Albert Jan Bos van DLV Advies geven deze resultaten een richting. "We kunnen hier geen harde conclusies uit trekken’’, zijn de onderzoekers van mening.

Stikstof werkingscoëfficiënten in beeld

Aan de hand van een N-recovery is berekend hoeveel van de N die met dierlijke mest is gegeven geoogst is met het gewas. Door deze N-recovery te vergelijken met de N-recovery van KAS-N kan de N-werking coëfficiënt van de dierlijke mest worden berekend waarbij de werking van KAS-N op 100% wordt gezet.


Figuur 1.


Figuur 2.

In figuur 1 en 2 zijn de werkingscoëfficiënten van mest op de proefvelden weergegeven. Uit de twee figuren kan opgemaakt worden dat er grote verschillen zijn tussen 2015 en 2016. Niet alleen de proefopzet wijkt af, maar ook de mestsoorten.  
De werking van digestaat in 2015 van De Marke (DM DIGESTAAT) is vergelijkbaar met rundveedrijfmest van De Marke (DM RDM). Gemiddeld over beide grondsoorten heeft deze drijfmest een N-werkingscoëfficiënt van 49%. Voor digestaat ligt dit op 53%. De werking van digestaat van Den Eelder (DE DIGESTAAT) ligt in 2015 beduidend hoger dan rundveedrijfmest van Den Eelder (DE RDM). Hier geldt een gemiddelde N-werkingscoëfficiënt van 68% bij het product digestaat. De rundveedrijfmest komt gemiddeld uit op 47%.
In 2016 liggen de werkingscoëfficiënten veel lager. De laagste werking van de mest is in 2016 gemeten op het proefveld Den Eelder (29% voor DM RDM). Dit is mogelijk toe te schrijven aan het feit dat de grond erg nat was toen de mest  op het land is gebracht. Dit veroorzaakte structuurschade, het perceel heeft daar het hele groeiseizoen last van gehad.

Aandeel N-min bepaalt de werking

De verschillen in werking zijn voor een groot deel terug te voeren naar het aandeel N-min van de totale N in de mest. Hoe hoger dit aandeel hoe hoger de werking. Op beide grondsoorten heeft het toevoegen van water aan het digestaat een positief effect. Het toevoegen van zwavelzuur aan de digestaat om daarmee de pH en de emissie te verlagen geeft een wisselend effect op de stikstofwerking. Op locatie De Marke (zandgrond) neemt de werking t.o.v. digestaat in 2015 met 49% toe en op locatie Den Eelder met 12% af. Het toevoegen van zuur is alleen in 2015 toegepast omdat vanwege de hoge giften van zwavel de landbouwkundige toepassing gering is. Deze toepassing is daarom in 2016 achterwege gelaten.

Gemiddeld over alle proeven geeft het vergisten van de mest van beide bedrijven een verhoging van de N-werking van 23%. De digestaat van Den Eelder heeft een hogere toename van de N‐werking dan de digestaat van De Marke (resp. toename van 27% en 20%). Door de vergisting stijgt het aandeel N‐min waardoor de werking toeneemt. De toename van het aandeel N-min is op Den Eelder groter dan op De Marke. De onvergiste mest op Den Eelder kenmerkt zich door een lager N‐min aandeel dan de onvergiste mest op De Marke. De daling van het organische stof gehalte in de digestaat door de vergisting is op beide bedrijven gelijk. Dat duidt erop dat er geen groot verschil zit in het vergistingsproces tussen de beide bedrijven.

Verdunnen van digestaat met water

Het digestaat heeft een hoger aandeel ammoniumstikstof vergeleken met de onvergiste mest, daardoor is de stikstof gevoeliger voor ammoniakemissie. Het verdunnen met water zou de emissie kunnen beperken. In 2016 is er 1 deel water aan 2 delen mest toegevoegd. In 2015 was de verhouding 1 deel water en 1 deel mest. Het water zorgt ervoor dat de mest sneller door de bodem wordt opgenomen. Bij veel water toevoeging is de aan te wenden mestgift beperkt tot max. 20 m3/ha omdat er anders te veel mest op de grond terecht komt.
De digestaat van De Marke is in 2016 verdund en aangewend op beide proefvelden. De verhoging van de N-werking is op zandgrond 5% en op kleigrond 52% ten opzichte van de onverdunde digestaat. In 2016 is er ook een groot verschil in de werking van de digestaat van De Marke. Waar de digestaat slecht werkt laat de verdunde digestaat juist een goede werking zien. Dat is ook waargenomen bij de verdunde digestaat van Den Eelder op het proefveld op de klei. Het verdunnen van de digestaat verhoogd de N‐werking hier met 80%, maar in dezelfde proef zien we een werking van de vergiste mest die slechter is dan van de onvergiste mest. Gemiddeld over alle 7 proeven verhoogt het verdunnen van de digestaat van De Marke de N‐werking met 42% en het verdunnen van de digestaat van Den Eelder de N‐werking met 38%. Uit deze proeven kan niet het effect van de mate van verdunning worden gehaald omdat niet in hetzelfde jaar een verschillende waterhoeveelheid is toegevoegd.

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Albert Jan Bos via a.bos@dlvadvies.nl of 06 22 99 32 50

Monomestvergisting kansrijk, maar dringend behoefte aan meer beleidsruimte
BoerenPerspectief ondersteunt boeren die blijven boeren
Rechter bepaalt: intern salderen afgelopen 5 jaar alsnog vergunningplichtig
Stoppen met couperen van varkensstaarten: Samen naar een toekomstbestendige varkenshouderij
Landelijke basis voor provinciale opkoopregelingen
Gelderland volgt Noord-Brabant met intrekken latente stikstofruimte
Van co-vergister naar groengasinstallatie: Ervaringen van familie Ubbels
Vergisting: ‘binnen enkele jaren los met de eerste clusters’
Plannen voor privéstal uitgegroeid tot luxe trainingsaccommodatie